Flarden van een lelijk leven

Denkend aan Italië zie ik volle terrassen met lachende mensen in de zon. Het land van Ginevra Lamberti is anders. In Iedereen slaapt in de vallei (Tutti dormono nella valle) schetst ze een rauw beeld van naoorlogse Italië, ouderwets genoeg voor geïsoleerde dorpsgemeenschappen, modern genoeg voor een drugsepidemie. Ze beschrijft drie generaties die hun vallei verlaten en er telkens op terugvallen.

Het is altijd koud en donker. Alsof dat nog niet Hollands genoeg klinkt is Constanza’s moeder streng als een zwarte kous. Haar vader drinkt en zwijgt. Veneto is in de jaren zestig en zeventig straatarm, elektriciteit en telefonie moeten de bergen nog veroveren en de mensen doen de dingen die ze doen omdat ze ze altijd zo gedaan hebben. Constanza blijft zo lang mogelijk van huis. Ze zwerft rond met vriendinnen die het even benauwd hebben, leert liften, blowen, kraken. Baantjes en vriendjes volgen elkaar op in een grote ontkrachting van de fabel dat die leuke hippies/dat langharig tuig van toen allemaal vrolijk en rebels waren. Dit meisje deint mee op het leven bij gebrek aan beter.

Bij gebrek aan beter of uit liefde valt ze voor Claudio, een jongen uit Rome die door een teveel aan charisma en een tekort aan vaderfiguur voorbestemd lijkt voor de heroïne. Er hangt een dreiging in de lucht dat hun leven definitief zal omkantelen in Wir Kinder vom Bahnhof Zoo en we het stel bij de volgende scène in de tippelzone aantreffen, maar zover komt het niet. De twee scharrelen hier en daar een bestaan bij elkaar, belanden ten slotte in een soort afkickkliniek. Die gemeenschap is minstens zo alternatief als de gemiddelde hippiecommune en de mensen doen de dingen die ze doen omdat ‘de Grote Baas’ dat zo wil. Constanza raakt zwanger en de geboorte van Gaia voert haar terug naar de vallei. In de laatste hoofdstukken leren we het meisje kennen als ernstig, teruggetrokken en zeer bewust van de fouten in haar stamboom. Of ze zich daarvan los zal worstelen of niet, laat de schrijfster onbeslist.

Iedereen slaapt in de vallei is autobiografisch geïnspireerd. Lamberti’s ouders waren verslaafd, zijzelf was het meisje dat werd geboren in afkickkliniek ‘SanPa’ – bekend van de Netflixdocu Luci e tenebre di San Patrignano. Het boek bevat weinig details over het controversiële centrum, zoals ook andere gebeurtenissen en personages slechts vluchtig beschreven worden. Het is fragmentarisch, springt per hoofdstuk heen en weer in de tijd. Dat is op zich niet erg, maar het voelt alsof de sprongen bedoeld zijn om een zeker gebrek aan samenhang te verhullen. De vallei, de kliniek, uitstapjes naar Venetië, Duitsland of India, ze lijken enkel verbonden door de vrij toevallige draad van Lamberti’s moeders leven. Van een plot moet de roman het niet hebben.

Wel van de sfeer en stijl. De eerste is beklemmend goed neergezet. De tweede is in een woord wisselend. De tekst schakelt tussen de derde, tweede en eerste persoon, tussen de verleden, tegenwoordige en toekomende tijd. Lamberti verwoordt de pijn van de personages ijzersterk wanneer Gaia vindt dat ‘bloedbanden eigenlijk wettelijk verboden zouden moeten worden’ of Constanza bedenkt dat ‘kerststalletje’ geen compliment is, maar de ergste situatie waarin een gezin zich kan bevinden. Zo weet ze ook de machteloosheid van de valleibewoners prachtig te vatten:

Ze voelde zich dom omdat ze het niet snapte en onwetend omdat ze het niet wist, terwijl het enige werkelijk essentiële dat haar ontging was dat ‘angina pectoris’ de benaming is van een symptoom. Het betekent ‘pijn op de borst’, en het betekent dat het Latijn dient om mensen die deze taal niet machtig zijn in de war te maken.

Soms ook heeft ze veel woorden nodig om weinig te zeggen: ‘Constanza vond de bewoners van de Colle Monco heel bijzonder; sommigen vond ze eng, mensen met een verminkt gezicht door brandwonden of ziektes, daar was ze bang voor, ook al schonken ze haar een brede glimlach; en anderen maakten haar aan het lachen.’ Nog nietszeggender zijn vergelijkingen over regels die ‘maar heel langzaam’ doordringen, ‘met de traagheid van dingen die een heleboel barrières moeten overwinnen’ of Constanza die reageert ‘zoals je reageert op het ergste drama’. Hoe we dat voor ons moeten zien wordt niet duidelijk.

Hoewel het ongewone taalgebruik aanvankelijk indruk maakt, begint het op den duur te irriteren. Zo gaat dat ook met de rest. Elk hoofdstuk weet te intrigeren aan het begin en blijkt na afloop weinig aan het verhaal te hebben toegevoegd. De grauwe scènes worden geen geheel, ze blijven flarden.

Tobias Wijvekate

Ginevra Lamberti – Iedereen slaapt in de vallei. Uit het Italiaans vertaald door Manon Smits. Van Oorschot, Amsterdam. 256 blz. € 25,00.