Een pratende kat en een boa constrictor

‘Ergens miauwde een kat.’ De zin lijkt een variant te zijn op het vertellerscliché dat er ergens een hond blaft (meestal in de verte). De katten in de roman Mijn kat Joegoslavië hebben een symbolische functie. Bekim, opgegroeid in een uit het voormalige Joegoslavië gevlucht moslimgezin, volg je als hij in een gaybar een kat oppikt. Een kat zo groot als een mens en hij kan ook nog praten. Liefhebbers van realistische verhalen zullen nu al afgehaakt zijn. De kat is een nogal bazig en xenofoob type die Bekim voor hem laat werken, terwijl die de kat toch bij hem laat inwonen. Klein extra probleem: Bekim heeft al een ander huisdier: een boa constrictor.

Deze nogal merkwaardige verhaallijn wisselt Pajtim Statovci af met het verhaal van de ouders van Bekim die elkaar in 1980 ontmoeten toen Joegoslavië onder Tito nog een eenheid vormde. Zijn vader is voor het huwelijk een knappe, voorkomende man en zijn moeder een mooie, gedienstige vrouw. Alle rituelen voor het huwelijk worden in acht genomen (en uitvoerig beschreven), behalve op de huwelijksdag zelf die ook de sterfdag van Tito blijkt te zijn. Het kwade gesternte waaronder het huwelijk is gesloten blijkt direct op persoonlijk vlak: op de huwelijksdag zelf blijkt de de toekomstige vader van Bekim iets minder voorkomend te zijn dan gedacht. Op politiek vlak gaat het vanaf de dood van Tito bergafwaarts met de onderlinge verhouding tussen de bevolkingsgroepen in het land en daar merken de moeder en vader vrij snel iets van omdat ze als Albanese moslims al vrij snel achtergesteld worden. Joegoslavië dendert in de richting een burgeroorlog en de ouders van Bekim vluchten naar Finland.

Het verhaal van de ouders vormt binnen de roman de achtergrondinformatie waardoor je Bekim beter leert kennen. Je snapt waarom hij als homoseksueel met zijn ouders gebroken heeft en je voelt ook enigszins zijn ontheemding aan omdat hij nog steeds als een buitenlander gezien wordt, ondanks zijn jeugd in Finland. Misschien vat je iets minder zijn morbide belangstelling voor akelige berichten uit de krant. En dan hebben we ook nog die akelige mensenkat, die gelukkig vertrekt en die slang die nog even blijft.

Het lijkt of Bekim pas verder komt met zijn leven als hij de geboortegrond van zijn ouders, het landschap van enkele zomervakanties, in zijn eentje gaat bezoeken. Die tocht – met een andere kat en een andere slang – beschrijft Statovci niet als een reis vol weemoed en begrip, maar eerder als de uitdrijving van iets kwaadaardigs.

De afwisseling van het realistische verleden en het met symboliek geladen heden werkt wonderwel: je wilt weten in welke richting Bekim zich gaat ontwikkelen en of hij zich kan bevrijden van de last die zijn ouders meedroegen. Ik wil in elk geval nu ook het debuut van Statovci lezen: Bolla.

Coen Peppelenbos

Pajtim Statovci – Mijn kat Joegoslavië. Vertaald door Annemarie Raas. De Geus, Amsterdam. 296 blz. € 23,99.