Een lege asbak

V13 staat voor vrijdag 13 november 2015, de dag waarop groepjes geradicaliseerde jihadisten in naam van de Islamitische Staat bloedige aanslagen pleegden bij het Stade de France, op Parijse terrassen en vooral in concertzaal Le Bataclan. Maar liefst 130 doden vielen er te betreuren, naast talloze gewonden. Er volgde een intense klopjacht, maar het zou nog maanden duren eer Salah Abdeslam, de belangrijkste nu nog levende deelnemer aan de gruwel, werd gearresteerd in Molenbeek. Dezelfde terreurcel zou enkele dagen na Abdeslams arrestatie, op 22 maart 2016, aanslagen plegen in de Brusselse metro en op luchthaven Zaventem.

De Franse schrijver Emmanuel Carrère volgde het proces over de Parijse aanslagen in 2021 en 2022 voor het blad L’Obs. Maandenlang was hij vrijwel dagelijks aanwezig in de rechtbank voor het gigantische proces, met 1800 overlevenden en nabestaanden, een dossier van 53 meter hoog en een kostprijs van 7 miljoen euro. Uit zijn stukken stelde hij later dit boek samen.

V13 bestaat uit drie delen, overeenkomstig de drie partijen die Carrère aan bod wilde laten komen: de slachtoffers, de verdachten en het hof. Daarbij koos hij voor een empathisch standpunt. Dat wil niet zeggen dat hij de misdaden ook maar enigszins zou vergoelijken, maar het was voor Carrère wel noodzakelijk om zich tot op zekere hoogte te proberen inleven, zowel in de slachtoffers als in de daders. Als hij te veel afstand had bewaard, kon hij immers onmogelijk tot hen doordringen.

Op die manier slaagde hij er wel in om een aantal interessante inzichten te delen met zijn lezers. De Islamitische Staat vertoonde bijvoorbeeld een aantal overeenkomsten met andere totalitaire gruwelregimes, zoals nazi-Duitsland of het Cambodja van de Rode Khmer, maar er zijn ook verschillen. Zo is de gruwelijke propaganda van de Islamitische Staat – onthoofdingsvideo’s en dergelijke – hoogst ongebruikelijk:

Hoe afschuwelijk het ook is wat erdoor wordt verhuld, propaganda neemt gewoonlijk het gezicht aan van de deugd, jongelui met een heldere blik, gericht op een stralende toekomst. In de nazipropaganda was geen plaats voor Auschwitz, in de stalinistische niet voor de goelag en in die van de Rode Khmer niet voor het martelcentrum S-21. Propaganda houdt de gruwelen normaal verborgen. Hier loopt men ermee te koop.

Het gevolg is natuurlijk ook dat Syriëstrijders zich niet kunnen beroepen op het aloude ‘Wir haben es nicht gewusst’. Ze wisten heel goed waar ze aan begonnen en kozen er bewust voor.

De hamvraag is echter of het Carrère werkelijk gelukt is om door te dringen tot de jongemannen die al die onschuldige mensen gruwelijk hebben vermoord. Daar ben ik niet van overtuigd. Hij lijkt ook wel te beseffen dat het probleem niet zomaar uitsluitend te wijten is aan sociaal-economische factoren:

Om zo diep te zinken, denken wij, moet je zijn afgewezen, vernederd en gemarginaliseerd door een meedogenloos sociaal-economisch systeem, zonder andere keuze dan de criminaliteit of een ontspoord geloof. Micheron ontkent niet dat dit waar is en dat sommige van de jihadisten die hij heeft ontmoet als slachtoffers in die zin – die te maken heeft met de klassenstrijd – kunnen worden gezien. Maar wat men nooit moet vergeten, zegt hij, is dat zij zichzelf niet als slachtoffers en losers zien.

Waar moeten we de verklaring dan wel zoeken? Sven Mary, de eerste advocaat van Salah Abdeslam, verklaarde dat zijn cliënt ‘de intelligentie had van een lege asbak’. Carrère volgt die redenering niet:

Hij komt op mij eerder over als een ijdeltuit, verstrikt in zijn eigen tegenstrijdigheden: radicale moslim maar feestbeest, fanatiek maar gehecht aan zijn luizenleventje, verzekerend dat hij trouw heeft gezworen aan Islamitische Staat twee dagen voor, en toen na, en toen weer voor de aanslagen.

Misschien, maar die vaststellingen staan het standpunt van Mary, die Abdeslam veel beter heeft gekend dan Carrère, niet in de weg. Dat blijkt ook uit de talloze domme, amateuristische ‘fouten’ die de aanslagplegers maakten: te laat bij het Stade de France arriveren, hun laptops in een vuilnisbak op straat flikkeren zonder de harde schijven te vernietigen enzovoort. Het zijn niet bepaald raketgeleerden, die aanslagplegers, veeleer aandachtzieke draaideurcriminelen en blowende nietsnutten die uit frustratie over een samenleving waarin ze niets voorstellen een obscurantistisch fundamentalisme hebben omarmd. Ze werden aangevuurd door een Islamitische Staat die hen uiteindelijk ook maar als nuttige, vervangbare idioten heeft gebruikt. En dus is de slotsom misschien dat er niets valt te begrijpen of te doorgronden: hun blinde haat heeft geen rationele basis.

In dat opzicht vind ik het niet zo’n gek idee van de Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Adern om de namen van terroristen niet meer te noemen, en het zou nog beter zijn als media daaraan konden meewerken. Ontzeg de gefrustreerde ijdeltuit die zich achter de terrorist verschuilt zijn five minutes of fame, en misschien blijft er weinig motivatie over om onschuldige mensen te vermoorden.

Storend is vooral dat Carrère de plank echt helemaal mis slaat als hij over Brussel schrijft, een stad die hij overduidelijk slecht kent. Het beeld dat hem voor ogen staat, is dat van een Franse grootstad, met een rijk centrum en daarrond, diep in de periferie, verpauperde satellietsteden, de beruchte banlieues. Maar Brussel zit heel anders in elkaar dan Marseille of Lyon. Alles loopt veel meer door elkaar in die chaotische stad, en ‘hell hole’ Molenbeek is geen ‘wijk’, maar een van de negentien Brusselse gemeenten, met ruim 97.000 inwoners. Er zijn daar vrij welgestelde wijken met nette rijtjeshuizen, maar ook een verpauperd gedeelte dat aan de stad Brussel grenst. In die wijk, op ongeveer een kwartiertje wandelen van de Brusselse Grote Markt, werd Abdeslam gearresteerd, in de Vierwindenstraat.

In tegenstelling tot wat Carrère beweert zijn nikabs (sluiers die enkel de ogen onbedekt laten) behoorlijk zeldzaam in het straatbeeld van Molenbeek. Ik kom er vrijwel dagelijks en heb er de laatste tien jaar misschien twee of drie gezien. Dat is niet zo verwonderlijk, want in België is gezichtsbedekkende kledij niet toegelaten in het openbaar, maar daar is Carrère dus niet van op de hoogte. En waarop baseert hij zich om te beweren dat in Molenbeek ‘vijfennegentig procent van de bewoners moslim is’? Er worden geen officiële cijfers bijgehouden, maar sociologen schatten dat het percentage ongeveer rond de 50% schommelt. En zo gaat het maar door. De gebrekkige research – desinformatie is misschien een beter woord – ontsiert dit boek.

Daarmee wil ik niet beweren dat islamfundamentalisme geen probleem is in Molenbeek, maar het is wel erg kort door de bocht om te insinueren dat de glorieuze Franse republiek – nochtans ook een notoire leverancier van Syriëstrijders – het probleem allang onder controle zou hebben als ze niet te maken had met incompetente Belgische veiligheidsdiensten die de boel de boel maar laten in broeinest Molenbeek. Wat hield Carrère in godsnaam tegen om zich behoorlijk te laten informeren door iemand die het jihadistische milieu in Brussel wél kent?

Daan Pieters

Emmanuel Carrère – V13. Uit het Frans vertaald door Floor Borsboom. De Arbeiderspers, Amsterdam. 272 blz. € 23,50.