Van Aken in Istanboel

Jan van Aken schrijft historische avonturenromans en dat doet hij – terecht – met veel succes. Dat niet het minst te danken is aan zijn historische accuratesse, die weer het resultaat is van grondig onderzoek. Zijn nieuwste roman heet Het Xoanon, een woord dat maar weinig lezers iets zal zeggen. De tweeledige betekenis wordt gelukkig nog voor de inhoudsopgave al gegeven: een xoanon is (historisch) een houten beeldje, afbeelding van een god of godin, of (figuurlijk) een domme of ongevoelige persoon. Voor xoanon in de historische betekenis gebruiken we meestal ‘palladium’, of Griekser: ‘palladion’: volgens de overlevering een beeld(je) van Pallas Athene, beschermgodin van de stad Troje, dat daar in een tempel werd bewaard en vereerd. Over wat met het palladion is gebeurd toen Troje viel en werd vernietigd, circuleren verschillende verhalen. Zo zou Odysseus het hebben geroofd (Homerus zegt daar overigens niets over), of Aeneas zou de Griekse plunderaars voor zijn geweest en het tijdens zijn vlucht uit de stad hebben meegenomen, waarna het met hem uiteindelijk belandde in wat later Rome zou worden.

Het Xoanon gaat vliegend van start met een explosie die een gat slaat in de sokkel van Çemberlitas, de zuil van Constantijn (4e eeuw), die nog steeds in het oude stadsdeel van Istanboel staat, eeuwenlang al zonder een beeld te dragen. De drukgolf slaat ook Beaujon tegen de grond. Beaujon is de ik-figuur en verteller. Hij blijft tot het eind een raadselachtige man, die zichzelf belast heeft met de missie waar en wanneer hij maar kan Groot-Brittannië schade te berokkenen, daartoe gemotiveerd door de moorddadige praktijken van de Britse troepen tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Bevindt hij zich daarom in 1920 in Istanboel? De stad is immers een brandpunt geworden van de internationale politiek en in heftige beroering geraakt na de Duitse capitulatie en de Russische revolutie. Het Ottomaanse rijk, bondgenoot van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, is net als dat laatste keizerrijk uiteengevallen. In Anatolië probeert Mustafa Kemal Turkse troepen te motiveren en te bewapenen om een Grieks invasieleger tegen te houden. Istanboel is bezet door Franse en Britse troepen, die elk een eigen zone besturen. De Gouden Hoorn ligt vol Britse oorlogsschepen. De spanningen tussen de Griekse, Turkse en wat nog rest van de Armeense bevolkingsgroepen in Istanboel is opgelopen, terwijl de stad wordt overstroomd door tienduizenden Russen, op de vlucht voor de Bolsjewieken en voor de burgeroorlog in Rusland. Natuurlijk maakt dat van de stad ook een sterke magneet voor spionnen van allerlei slag. Misschien is Beaujon een freelance spion met een eigen agenda.

Çemberlitas (‘de omsnoerde’, naar de ijzeren hoepels die de zuil omgorden om de trommels bij elkaar te houden) is een zuil, waar vele verhalen aan verbonden zijn. Keizer Constantijns moeder Helena, die dweepte met haar christelijke geloof, bereisde Judea en Galilea op zoek naar relieken. Een deel van haar vondsten zou een plek hebben gekregen in speciaal daartoe gecreëerde ruimte in of onder de grote sokkel. Het zou dan gaan om (onder meer?) de manden van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging en een kruikje met zalvende olie dat toebehoord had aan Maria Magdalena.

En dan is er nog het verhaal dat daar ook het Trojaanse xoanon lag! Als dat ooit, dankzij Aenaes, in Rome terecht was gekomen, dan lag het immers toch zeer voor de hand dat Constantijn, toen hij Rome verruilde voor deze nieuwe hoofdstad, het archaïsche houten beeldje van de beschermgodin Pallas Athene had meegenomen.
Onmiddellijk na de explosie begint de geruchtenmachine te draaien en komen allerlei met geheimzinnigheid omgeven lieden in het geweer om het op te sporen en te bemachtigen. Geheime diensten van alle grootmachten lijken de grote symbolische kracht van dit simpele houten beeldje te beseffen en te begrijpen dat het, in verkeerde handen gevallen, het elan kan versterken van politieke bewegingen die hun gezag ondermijnen.

Intussen is de politieke en militaire situatie in wat we nu Turkije noemen dagelijks aan sterke veranderingen onderhevig. Het diep in Anatolië doorgedrongen, Griekse invasieleger wordt tegen de verwachtingen in teruggeslagen en vervolgens teruggedreven naar de kust. Terwijl de etnisch-Griekse bevolking van Istanboel nog denkt binnen afzienbare tijd tot een Groot-Griekenland te behoren, tekent zich in Smyrna, aan de Anatolische westkust, onder het oog van Beaujon een catastrofe af voor de Grieken aldaar. Die catastrofe vormt het decor van de ontknoping van Het Xoanon.

Al met al meer dan voldoende ingrediënten voor een spannende roman? Niet voor Van Aken. Hij voegt nog zoveel meer toe dat de lezer goed bij de les moet blijven. Maar dankzij een feuilleton-achtige opbouw – behalve het laatste eindigt elk van de kleine zestig, allemaal vrijwel even lange hoofdstukken met een top in de spanningscurve – kost dat weinig moeite. Feuilleton-structuur, veel geschiedenis, dik en spannend, dan denk je aan Alexandre Dumas en aan diens De Drie Musketiers of De Graaf van Monte Christo. Misschien las ook Van Aken, zoals zovelen, Dumas ooit met rode oortjes van opwinding. Maar vergeleken met Dumas schat ik Van Akens inspanningen ter verwerving van een grondige historische kennis van zaken hoger in. Dat geldt voor zijn eerdere historische romans en eens te meer voor Het Xoanon.

Hans van der Heijde

Jan van Aken – Het Xoanon. Querido, Amsterdam. 616 blz. € 29,99.

Deze recensie verscheen eerder in kortere vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden (op papier op 27 maart 2023).