Lelijkheid zie ik niet meer

Elke steen heeft een verhaal. Maar wie kent die verhalen, wie doet er moeite om ze te ervaren? ‘Het belangrijkste is: je moet een lijn zien, het verband tussen de dingen, anders verlies je grip op de stenen realiteit’, zegt de protagonist in Het diagonale instituut, de nieuwste roman van Michael Tedja. Als een brug tussen de zo verschillende stenen.

Het vertellend personage, dat overeenkomsten vertoont met de auteur van het boek, is schrijver in residentie bij het genoemde instituut uit de titel. Hij werkt aan een familieroman, maar die familie bestaat niet per definitie alleen uit bloedverwanten. Het gaat vooral om zijn creatieve familie, ofwel iedere schrijver of kunstenaar die hem raakte en niet meer losliet. Wie niet snel tevreden is, kan op de meest onverwachte plekken iets waardevols aantreffen, maar dat vraagt om intellectuele inzet:

Lelijkheid zie ik niet meer. Er ontstaat een persoonlijk verhaal, een narratief waarvan de kern niet conventioneel is.

En:

Geloof het of niet, er bestaan mensen die niet iets uit niets kunnen maken. Dat is pas erg.

Michael Tedja (Rotterdam, 1971) is schrijver en beeldend kunstenaar, daarmee beweegt zijn werk zich op het snijvlak van die kunsten. Dat was in zijn eerdere romans, poëzie en beeldend werk al zo en dat is niet veranderd. Terwijl inhoudelijk juist zo ongeveer alles steeds lijkt te kunnen veranderen, hij compromisloos nieuwe perspectieven en dimensies zoekt. Want Tedja is een denker die niets zonder meer aanneemt; een geboren onderzoeker, vragensteller en filosoof. Die uitgangspunten zijn een voorwaarde voor goede literatuur en beeldende kunst. Geen wonder dat er steeds meer schrijvende kunstenaars in de literatuur opduiken. Maar Tedja is daarbij van de buitencategorie.

Slechts 128 bladzijden telt Het diagonale instituut, maar verkijk je vooral niet op die beperkte omvang, het soortelijk gewicht is hoog en Tedja levert een vracht aan stof tot nadenken en namen van schrijvers en kunstenaars, die van invloed zijn in het leven van zijn alter ego en daarmee ‘familie’ werden. Edgar Cairo, Lucebert, Emile Zola, Jean Genet, Joseph Kosuth en de niet in de laatste plaats om zijn brede, verbindende kijk beroemde Surinaamse dichter Shrinivási. Een bruggenbouwer dus. Ook met dichter Sybren Polet voelt de protagonist zich sterk verwant om diens experimentele en nooit gemakzuchtige manier van denken. (‘Ik vecht voor de zelfstandige stem’)

De verwantschap met Polet uit zich door de hele roman, waarin Tedja zijn hoofdpersoon laat filosoferen, associeren en vooral kanttekeningen laat plaatsen bij door velen te gemakkelijk aangenomen ‘waarheden’. Het leggen van diagonale dwarsverbanden is daarbij essentieel:

Het was de taak van de schrijver en de kunstenaar om met zekerheid te kiezen voor de onzekerheid in een tijd waarin, zo leek het, mensen tegen elkaar opgezet werden.

Dat ook ‘politiek correct’ denken en het verheerlijken van het anders-zijn, niet in die visie past is evident:

De politiek verwachtte van museumdirecteuren, curatoren en kunsthistorici, instituties dat zij in zekere zin een verschil maken tussen zwarte en witte mensen.

Ik zag dat als een raamwerk dat opereerde, een systeem dat zich in stand hield door alles op te heffen en dat ervoor zorgde dat de zwarten zwarter werden en de witten witter. ‘Dat is een gecultiveerde schijnwerkelijkheid die pretendeert duidelijkheid te verschaffen in de maatschappelijke chaos maar ondertussen de onderlinge verschillen versterkt,’ zei ik tegen een fellow uit Amerika.

[…]

Ik had als curator een lezing gegeven over diversiteit in de Nederlandse kunst en merkte toen al op dat men diversiteit predikte maar daar eenvormigheid mee beoogde. Culturele diversiteit was synoniem voor shows met alleen zwarte kunstenaars bijvoorbeeld. Een culturele achteruitgang.

De verteller (‘Twijfelen was mijn talent’) stelt daar zijn eigen autonomie in denken en werken tegenover: ‘Welke kleuren ik aannam bepaalde ikzelf, niemand anders.’ En hij drinkt daarbij koffie verkeerd.

Het diagonale instituut is, zoals eerder opgemerkt, een heel gelaagd werk, dat talloze dilemma’s aanstipt, mogelijke antwoorden opwerpt, vaak ook weer verwerpt om daarna een niet zelden totaal andere richting te kiezen. Experimenteel, rebels, kritisch, intellectueel uitdagend en elke zelfgenoegzaamheid ondermijnend. Heel waardevol in een land vol betweters.

André Keikes

Michael Tedja – Het diagonale instituut. Verschenen bij de gelijknamige tentoonstelling in Centraal Museum Alkmaar tot en met 1 september. IJzer – Utrecht. 128 blz. € 22,50.