Het leven van Victor E. van Vriesland

Ilja Leonard Pfeijffer nam van Victor E. van Vriesland drie gedichten op in De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten, met de titels: ‘Reservatio mentalis’, ‘Vrouwen’ en ‘Wijn’. Het zijn drie gedichten die een goede indruk geven van Van Vrieslands poëzie, maar ook van diens leven, dat grotendeels in het teken stond van literatuur, vrouwen en drank. De literatuur leek hem te hebben uitverkoren om in zijn tijd een van de belangrijkste spreekbuizen van de letterkunde te worden, hij deelde de lakens met talloos veel vrouwen en er ging in het grootste deel van zijn leven geen dag voorbij of er moest gedronken worden. Rob Groenewegen wijdde een omvangrijke biografie aan deze opmerkelijke en invloedrijke dichter-schrijver-criticus.

Van Vriesland wordt geboren in 1892 in Haarlem als zoon van een puissant rijke Joodse ondernemer. Op de middelbare school in Den Haag komt hij in dezelfde klas terecht als de anderhalf jaar jongere Martinus Nijhoff. De twee worden dikke vrienden. Ze delen een grote belangstelling voor literatuur. De ouders van Van Vriesland zijn vaak op reis. Als de dichters in spe het huis inclusief het personeel voor zich alleen hebben, declameren ze onder het genot van de beste rode wijnen tot diep in de nacht gedichten van onder anderen Oscar Wilde en Karel van de Woestijne. Zelf schrijven ze ook hun eerste verzen.

In diezelfde periode maakt Vic, zoals hij door iedereen wordt genoemd, kennis met de classicus, taalkundige en filosoof J.A. Dèr Mouw. Deze heeft een instituut opgericht waar kinderen die problemen hebben op school worden klaargestoomd voor het eindexamen. Van Vrieslands schoolprestaties vallen tegen en daarom wordt hij bij Dèr Mouw ondergebracht. Aanvankelijk kunnen leerling en meester het niet goed met elkaar vinden, maar na verloop van tijd ontstaat er een vriendschap die zal voortduren tot de dood van Dèr Mouw in 1919. In de laatste jaren van zijn leven weet Dèr Mouw nog een heel poëzieoeuvre te creëren. Van Vriesland wordt de belangrijkste pleitbezorger van dit werk en draagt er zorg voor dat een groot deel van de gedichten postuum wordt uitgegeven.

In de biografie is terecht veel aandacht voor alle vrouwen in Van Vrieslands leven. Zijn eerste liefde is de vier jaar oudere dienstmeid Rika Reeser, met wie hij vanaf 1909 in het geheim tien jaar lang een verhouding heeft. Tijdens een vakantie in Neuchâtel ontmoet hij de Zwitserse Marie Huguenin Dumittan. Ook met haar begint hij een verhouding. In 1912 draagt hij in De nieuwe gids een gedicht aan haar op met daarin de regels:

Het zijn niet de woorden die je zou verwachten van een twintigjarige jongeman die een gedicht schrijft voor zijn liefje. Maar de regels geven zeer goed weer hoe de gemoedstoestand van beiden moet zijn geweest. Vic had een pessimistisch wereldbeeld ontwikkeld dat deels ontsproten was aan de filosofie van Schopenhauer, en Marie, die zelf al op jonge leeftijd lijdt aan zwaarmoedigheid en depressies, herkent zich daar volledig in. In 1917 trouwen ze met elkaar. De verhouding met Rika Reeser duurt ook na het huwelijk nog even voort, maar wordt al spoedig beëindigd.

Het huwelijk met Marie wordt geen succes. Maries zwakke mentale gezondheid noopt haar terug te keren naar Zwitserland, waar ze na eindeloos veel behandelingen op 22 maart 1931 sterft. Van Vriesland hertrouwt nog driemaal, maar over Marie zal hij nooit meer heenkomen.

Het jaar 1929 brengt voor Van Vriesland een verandering die de rest van zijn leven in grote mate zal gaan bepalen. Op 25 oktober krijgt hij te horen dat het hele kapitaal waarop hij tot dan toe heeft kunnen teren is verdampt als gevolg van de beurskrach op Wall Street. Vanaf dat moment moet Van Vriesland de zeilen drastisch bijzetten om de eindjes nog aan elkaar te kunnen knopen. Zijn uitgavenpatroon weet hij echter nooit voldoende in te perken. Een van de gevolgen is dat hij alle schrijf- en redactieklussen die hij krijgt aangeboden dankbaar aanneemt. Het maakt hem de rest van zijn leven tot een slaaf van zijn werkzaamheden.

Mede als gevolg van dit harde werken groeit Van Vriesland aan het einde van de jaren dertig uit tot literatuurpaus. Hij is lid van bijna alle literaire verenigingen en hij is een toonaangevend literair criticus. Het is dan ook geen toeval dat hij in 1939 door uitgeverij De Spieghel wordt uitgenodigd om een grote poëziebloemlezing samen te stellen onder de titel De Spiegel van de Nederlandse Poëzie. Van Vriesland kiest de gedichten door af te gaan op zijn eigen smaak. Hiermee wordt hij een van de belangrijkste vormgevers van de literaire canon van de twintigste eeuw in Nederland.

De Tweede Wereldoorlog duurt in Groenewegens 592 pagina’s tellende biografie een bladzijde of 30. Van Vriesland realiseert zich van meet af aan welke gevaren hij loopt vanwege zijn Joodse afkomst. Nadat de Duitsers Nederland zijn binnengevallen laat hij zich opnemen in de Valeriuskliniek in Amsterdam, omdat de angst om opgepakt te worden hem volledig overmant. Hij wordt na drie weken ontslagen, maar de angst blijft. Hij besluit zijn woonplaats Amsterdam in te ruilen voor Bergen, waar nauwelijks Joden wonen en waar het naar zijn inschatting veiliger is. Dat blijkt aanvankelijk inderdaad het geval te zijn. In 1942 moet hij het kunstenaarsdorp echter alsnog verlaten. Hij verbergt zich een tijdlang in Amsterdam, onder meer op het adres van dichteres M. Vasalis. De laatste anderhalf jaar van de oorlog duikt hij onder in Zwolle en ten slotte aan de Gernerweg in Dalfsen.

Na de oorlog groeit Van Vrieslands faam onder de Nederlandse bevolking als gevolg van zijn optredens op televisie en dan met name in het televisieprogramma Hou je aan je woord, waarin onder meer ook Godfried Bomans acte de présence geeft. Het valt op hoeveel er tijdens de opnames door Van Vriesland wordt gedronken. Groenewegen schrijft:

Een oplettende toeschouwer hield op een keer bij dat Vics wijnglas tijdens een opname tot zes keer toe met beaujolais werd gevuld. Ook werd er cognac gedronken. Tijdens tv-opnamen – in zwart-wit – werd dat in een waterglas geschonken, zodat de tv-kijkers niet in de gaten kregen waarmee de glazen waren gevuld.

Zijn bekendheid als criticus leidt in 1957 en 1958 tot de bundeling van zijn kritisch en essayistisch proza onder de titel Onderzoek en Vertoog. In 1958 ontvangt Van Vriesland bovendien de Constantijn Huygensprijs. Ondanks deze grote blijken van waardering krijgt Van Vriesland als dichter nooit de erkenning waarop hij had gehoopt. Groenewegen merkt aan het einde van zijn biografie op: ‘Dat zijn verzen in de vergetelheid zijn geraakt, acht ik onterecht. Enkele tientallen hebben mijns inziens de tand des tijds doorstaan’.

Met Weerloos tegenover alles schreef Rob Groenewegen een tamelijk gedetailleerde maar toch uiterst leesbare biografie, die een helder licht werpt op Victor E. van Vriesland, de man die een hoofdrol speelde in de ontwikkeling van de moderne literatuur tussen de jaren twintig en 1974, het jaar waarin deze moeilijk te doorgronden persoonlijkheid op tweeëntachtigjarige leeftijd overleed na het uitspreken van de woorden ‘Dank je, Dood.’

Ronald Ohlsen

Rob Groenewegen – Weerloos tegenover alles. Het leven van Victor E. van Vriesland. Atlas Contact, Amsterdam | Antwerpen. 592 blz. € 44,99.

(foto televisie-uitzending Hou je aan je woord, v.l.n.r. Godfried Bomans, Hella Haase, presentator Karel Jonckheere, Victor van Vriesland en Harry Mulisch: Wim van Rossem / Anefo
Nationaal Archief, CC0)