Absurd, tragisch en toch grappig

Toen Kira Wuck in 2012 debuteerde met de bundel Finse meisjes, was ik verkocht. De gedichten, tegelijk beeldend en anekdotisch, absurdistisch en realistisch openden een wereld waarin ieder gemakkelijk gevoel overboord gegooid leek. De Finse meisjes uit de titel waren dan ook niet van de meest benaderbare soort: ‘Finse meisjes zeggen zelden gedag / maar ze zijn niet verlegen of arrogant / je hebt alleen een beitel nodig om dichtbij te komen’. En ook in haar tweede bundel, De zee heeft honger, is de toegankelijkheid niet erg toegenomen: ‘er zijn plekken waar de zon nooit komt / ook daar wonen mensen’.

Ook in Koeiendagen, Wucks nieuwste bundel, speelt de troosteloze eenzaamheid meedogenloos op: ‘bij Burger King wacht je op iemand van wie je hoopt dat hij blijft’. Gevoel en decor strijden hier om een ereplaats in treurigheid.

In die nieuwe bundel speelt ook de dood van de moeder een prominente rol. Hoezeer die ook aan Wucks eigen leven te koppelen is, wil ik daar ter wille van de poëzie toch een beetje vandaan blijven. Zodra een dichter zijn gedichten loslaat, zijn ze immers van de lezer. Te veel achtergrondinformatie kan de gedachtewisseling met zo’n gedicht alleen maar doodslaan. ‘Zo is het en niet anders, want de dichter heeft dat zelf gezegd’, is een van de slechtste argumenten bij poëzieanalyse. Bijna net zo erg als die ene vreselijke vraag ‘wat bedoelt de dichter met…’

Ik verlang zelden naar zee
misschien omdat ik er niet mee ben opgegroeid
of omdat we elkaar niet begrijpen
de zee en ik
de enkele keren dat ik de tram naar Scheveningen nam
raakte ik mijn moeder kwijt

Zo begint een gedicht waarin de moeder een enigszins diffuse rol vervult. Het zou allemaal wat logischer klinken als er in plaats van ‘de enkele keren’ bijvoorbeeld ‘die ene keer’ had gestaan. Eén gebeurtenis laat zich lastig over ‘enkele keren’ verdelen. Toch houdt het beeld stand als het gedicht acht regels verderop eindigt met

via schelpen liet ze zich soms horen
iedere keer als we thuiskwamen
kwam er nog minder van mijn moeder mee

Kan iemand stukje bij beetje doodgaan? Waarschijnlijk alleen ná de fysieke dood, als de herinnering gaat vervagen. Maar dat geldt natuurlijk niet alleen voor mensen, maar ook voor plaatsen, gebeurtenissen, ervaringen en ideeën. Waarmee die moeder zo maar de personificatie kan worden van een heel portfolio aan lezerservaringen. In het onbegrip tussen ‘de zee en ik’ uit de eerste strofe, vindt trouwens iets vergelijkbaars plaats, iets wat alleen in een gedicht kan. Want ook de zee wordt, puur door zijn vermogen tot onbegrip, veel meer dan alleen een zee. Is het de waarheid? Het leven? De poëzie zelfs misschien? Of de hele onbegrijpelijke wereld bij elkaar?

Een ander gedicht klampt zich veel steviger aan de moeder vast. Maar ook hier ruist de vervagende herinnering in de tweede strofe mee.

de dood ligt naast pijnstillers op je nachtkastje
soms kijkt ze je verwaand aan
als een bodempje zwarte koffie

de laatste keer dat je je moeder zag
droeg ze krulspelden
trok ze velletjes van je knieën omdat je zo vaak viel
krulspelden en de dood gaan
om een of andere reden
goed samen

soms komt de dood voor een vriend
nestelt zich dan op zijn schouders
lacht als een boer met kiespijn

In de prachtige regels ‘krulspelden en de dood gaan / om een of andere reden / goed samen’ klinkt Wucks unieke stemgeluid maar weer eens ijzersterk door. Ook deze derde bundel kent weer een aantal van die zinnen die ook buiten de gedichten in je hoofd blijven zitten, zoals ‘ze had het soort schoonheid van meisjes die snel breken / maar naar wie je moest blijven kijken’. Toch moet Koeiendagen het niet per se van zulke pareltjes hebben. De bundel draait, meer dan haar voorgangers, vooral om een paar thema’s. Behalve de alomtegenwoordige eenzaamheid en de niet te missen moeder is er bijvoorbeeld ook een schrijversreis naar India, die niet meevalt met een afwezige chauffeur, witte koeien die plastic eten en een feest waar de ik-figuur te veel drinkt:

Als je na te veel cocktails
in de eerste de beste champagnekoeler kotst
en een vriendin die omspoelt en op de bar zet
heb je niets te vrezen

Zo begint een gedicht met de veelzeggende titel ‘Dit feest 2’. Veelzeggend, omdat er geen gedicht ‘Dit feest 1’ bestaat, zodat de vraag opdoemt wat er daar zo verkeerd is gegaan dat het beter vergeten kan worden. Het is al met al geen reis met prettige ervaringen (‘overdag ben je de schrijver met het opgeruimde karakter / de nacht is de vijand die in je hielen bijt als je bijna slaapt’), maar inmiddels hadden we dat ook al niet meer verwacht. De kracht van Wucks gedichten wortelt immers mede in de tragiek van de dag. Zelfs een enkele piepkleine positieve ervaring laat zich nog weg relativeren, zoals in

‘Vanbinnen ziet het er allemaal heel goed uit
ik heb zelden zo’n mooie baarmoeder gezien,’ zegt de gynaecoloog

ik bedank de dokter
hoewel verder niemand mij vanbinnen zal zien
vind ik het een aardig compliment
als alles tegenzit kan ik altijd nog zeggen
dat het binnen allemaal heel goed zit

in de wachtkamer lekt er iets op plastic
een druppel die op de rand van een bekertje blijft hangen
er lekken allemaal dingen
buiten lekt het ook

muren absorberen het meeste

Ook hier zien we weer een aantal kenmerkende Wuckdingetjes. Hoewel het gedicht uit tamelijk realistische scènes en gedachten lijkt opgebouwd, wringt er toch het een en ander. De opmerking van de gynaecoloog, die hij waarschijnlijk tien keer in de week ophoest, is natuurlijk helemaal geen compliment, laat staan dat zijn patiënte het later nog ter relativering kan gebruiken. Dat de ik-figuur het ‘een aardig compliment’ vindt, trekt die eerste twee regels meteen in het absurde – wat ondanks de treurnis weer een komisch effect heeft. Het is het soort tragische humor de vroege romantici. Zo beschouwd plaatst Kira Wuck zich in een mooie traditie die al begon bij Piet Paaltjens en De Schoolmeester en die in de twintigste eeuw vooral in het ongeëvenaarde werk van Gerrit Komrij vorm kreeg. Toch staat Wuck niet met beide benen in die traditie. Met name de vrije vorm die zij hanteert, loopt er heel prettig niet mee in de pas.

Jan de Jong

Kira Wuck – Koeiendagen. De Geus, Amsterdam. 64 blz. € 18,99.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2024-4

Eerder schreef Hanz Mirck deze recensie over deze bundel.