De onderstaande recensie komt uit 2004.

Een verpletterend gevoel van leegte, wanhoop en verlatenheid

Ton Rozeman verzamelde in de bundel Misschien maar beter ook een stel zeer sterke verhalen waarin hij ‘gewone’ mensen uit ‘gewone’ buurten een ‘gewoon’ leven laat leiden. Maar ondertussen. Bij hem geen literaire hoogstandjes met duizelingwekkende metaforen, oeverloze zelfreflecties of kunstschrijverij die van achteren niet meer weet hoe het er van voren ook weer uit zag.

Nadat ik bij haar was weggegaan belde ik haar iedere avond meestal om zeven uur.

Zo begint het verhaal van een man die zijn ex veel te vaak opbelt en dan hun zoontje Bruno lastig valt met allerlei onbenullige praatjes. Die vervolgens volgens op reis gaat en daar te maken krijgt met ene Donald die buiten het reisgezelschap valt en op een dag zelfs in coma raakt en tenslotte overlijdt. En die zijn zoontje wijsmaakt maakt dat die ‘leuke meneer’ van de reis gelukkig weer uit het ziekenhuis mag.

Wat een raar verhaal! Er gebeurt vrijwel niks, de mensen krijgen nauwelijks kleur en beeld, aan lange beschrijvingen doet Rozeman ook niet en toch en toch, wanneer je dit leest, begint er ineens tussen de woorden en de zinnen een verpletterend gevoel van leegte, wanhoop en verlatenheid neer te dalen. Terwijl het daar nooit over gaat, maar het is er, onweerlegbaar en onafwendbaar.

Daarna probeerde ik een praatje met Bruno te maken maar ik kwam niet verder dan te zeggen dat Donald zo’n tekening vast erg leuk zou vinden.

Zo eindigt dit verhaal dus, schijnbaar onbenullig, maar ondertussen heeft Rozeman wel even gauw een wereld opgeroepen die we maar al te goed kennen en waarin we ons als schimmen voortbewegen.

Of neem het verhaal van Wilco en Dorien die alleen over hun nieuwe huis kunnen zeuren, en van hun vriendin die haar nieuwe vriendje Jules niet vertrouwt en zich voorneemt hem niet meer binnen te laten, terwijl je weet dat ze hem gewoon binnen zal laten. ‘We zeggen alleen even hallo’ heet dit verhaal, en het is prachtig, in enkele bladzijden de peilloze verlatenheid van een stel ongelukkige mensen die elkaar niks meer te zeggen hebben. En die Jules, die kun je zo bij duizenden op straat tegen komen.

Rozeman kan dit als geen ander. Hij weet dat hij niks uit moet leggen, nooit en te nimmer de woorden ‘verlatenheid’, ‘eenzaamheid’ of ‘verdriet’ uit zijn pen moet laten rollen, maar zinnen moet schrijven zoals in het schrijnende verhaal haal ‘Laten we eerlijk zijn:

Na een tijdje zei Gregor: ‘Misschien moeten we een taxi voor je bellen?

Denk niet dat dit eenvoudig is, er moet zich altijd tussen die gewone zinnen en woorden een geheimzinnige ruimte bevinden, iets wat niet te vatten valt en wat ook nooit uitgelegd kan worden. Prutsschrijvers weten dit niet, zij kennen deze ruimte niet eens, ze denken dat alles in literatuur benoemd moet worden, dat geilheid, verdriet, doodsangst bij hun namen genoemd moeten worden. Rozeman weet het.

Zijn verhalen willen zich aansluiten bij de beste traditie van de short story. Hemingway vroeger. En nog niet zo lang geleden Raymond Carver. Die wist het ook en schreef een stel fabuleuze verhalen, waarin het gewone ineens uit je handen begint te glippen. En Rozeman dus. Prachtige verhalen zijn dit.

Kees ’t Hart

Ton Rozeman – Misschien maar beter ook. L.J. Veen, Amsterdam. 158 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 4 juni 2004.