Recensie:Tijl Uilenspiegel
Leuk of niet zo leuk – Uilenspiegel
Tijl Uilenspiegel is een vrijbuter, een deugniet, een trickster, een sadist en vooral iemand die wet en en regels aan zijn laars lapt, en geen boodschap heeft aan gevoelens als compassie en empathie. Dat neemt niet weg dat de verhalen over zijn streken vele eeuwen lang zeer populair waren. Misschien verklaart het die populariteit zelfs wel. Tussen ca. 1520 en 1546 vervaardigde de drukker Michiel Hillen van Hoochstraten in Antwerpen een boek over deze schelm; het enige, incomplete exemplaar van dit boek bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek van Kopenhagen. Het is van deze tekst dat Bas Jongenelen, met zes studenten, een editie en, op de tegenoverliggende pagina afgedrukt, een vertaling heeft gemaakt.
Tijl is een held van de boekdrukkunst: zijn wederwaardigheden werden in kleine blaadjes voor weinig geld verkocht door marskramers en rondreizende kermisgasten en letterlijk stuk gelezen. Vaak ging de tekst vergezeld van een of meer houtsnedes. Daarvan zijn er in het boek een flink aantal gereproduceerd. Maar wie was nu die Tijl waarover zoveel eeuwen zo veel te doen is geweest? De verhalen lijken uit Duitsland te stammen, uit de Saksische regio rond Braunschweig. Ze werden vooral in Vlaanderen erg populair, maar werden ook vertaald in het Frans en Engels. In de loop der tijd werden ze aangepast aan veranderde politieke sentimenten; zo werd Tijl in 1867 in de hertaling van Charles de Coster een vrijheidsstrijder in de Tachtigjarige oorlog. Helden als Tijl – of Robin Hood, of de vos Reinaerde – zijn fluïde, en voor steeds verschillende doeleinden inzetbaar. Of de figuur van Tijl is gebaseerd op een echt persoon is niet vast te stellen. Men is het er zelfs niet over eens of Uilenspiegel een ooit echt voorkomende naam is geweest. Wel zit er een zekere chronologie in de verhalen; aan het begin is Tijl jong en onbezonnen; aan het eind sterft hij, en wordt uiterst rommelig begraven.
We hebben hier te maken met anekdotische geschiedschrijving: een opeenvolging van korte verhalen over opzienbarende avonturen, in het origineel steeds beginnend met de woorden ‘Hoe Ulenspiegel…’. Deze aanhef wordt in de vertaling niet weergegeven, en dat is jammer (en onbegrijpelijk). Want dat Uilenspiegel een smid, een kleermaker, een arme vrouw of een priester een loer draait, ligt in de lijn van de verwachtingen van dit genre. Het gaat om het hoe.
Een lastig vertaalprobleem was de vertaling van het woord ‘scalc’, in het vroegmoderne Nederlands iemand zonder respect voor de wet, iemand die altijd en overal de regels aan zijn laars lapt, en zich daar ook op laat voorstaan. Jongenelen verdedigt in zijn Uitleiding de oplossing: er is voor gekozen om het woord ‘scalc’ door steeds andere woorden te vertalen: van crimineel tot hufter tot smeerlap en klootzak (en nog minstens tien andere woorden). Begrijpelijk, maar daardoor verdwijnt ook hier het ritmische, steeds eendere en steeds terugkerende woord dat Uilenspiegel typeert en dat een bepalend kenmerk is van volksverhalen. Ook de keus voor ‘criminaliteit’ voor het steeds terugkerende ‘boeverijen’ in veel verhalen is te gemakkelijk en te modern; boevenstreken zou een betere keus zijn geweest. Juist in hertalingen is het belangrijk toch iets van de oude taal te laten doorschemeren, niet door archaïsmen te gebruiken, maar wel door al te hedendaagse termen te vermijden die een bepaald, modern probleem (als ‘toenemende criminaliteit’, ‘cybercriminaliteit’, enz.) oproepen. En dat geldt helemaal voor modieuze woorden of niet-standaard uitdrukkingen (de woedende waardin ‘ging helemaal over de emmer’, p. 127 voor ’Doe weert die weerdinne nog grammer’ [bozer]).
Wat voor streken haalt Tijl nu eigenlijk uit? Soms wordt iemand door Uilenspiegel gestraft voor een nare eigenschap als opschepperij (bijv. §35), soms neemt hij opdrachten zo letterlijk dat een lachwekkende chaos ontstaat (zoals wanneer de kleermaker hem vraagt onzichtbaar te naaien, waarna Uilenspiegel zich verstopt – zo zie je hem niet naaien; §28). Sommige verhalen zijn nieuwe variaties op een oud thema, zoals het schilderij dat mensen die niet wettelijk geboren zijn niet kunnen zien – zij zien slechts een wit vlak (§18). En wie gaat nu een schandelijke geboorte toegeven? Het is vergelijkbaar met het sprookje van de onzichtbare kleren van de keizer, of van Chaucers Pardoner’s Tale, waarin magische schapenbotjes worden verkocht die alleen werken voor zij die zonder zonde zijn.
In nogal wat andere verhalen draait het om stront. Poep en piesverhaaltjes werden kennelijk buitengewoon gewaardeerd. Overigens ontbreken verhalen waarin sex een grote rol speelt, zoals in de middeleeuwse fabliaux (kluchtige verhalen). Soms zijn het hoogwaardigheidsbekleders of priesters die de dupe worden van Tijl. Zelfs op zijn sterfbed bakt Tijl een priester, die hem de laatste sacramenten komt toedienen, nog een poets; in een kan heeft Tijl – zo denkt de priester tenminste – zijn geld verborgen. Tijl waarschuwt de man, die betaald wil worden voor verleende diensten, zijn hand niet te diep in de kan te steken, wat deze (uiteraard) toch doet, om diep in de stront te grijpen (§44). Leuk? Ach – andere tijden, andere humor.
Het boek is verschenen onder de titel ‘Hertaling, onder redactie van Bas Jongenelen’. Dat is te bescheiden, het is ook een editie. En de namen van de studenten hadden best wat duidelijker vermeld mogen worden dan alleen na het copyright-teken. Naast de houtsneden wordt in de editie een dubbele pagina in kleur afgedrukt, waarop een groot aantal moderne en antieke Uilenspiegeluitgaven staan afgebeeld. Deze editie met zijn parallel gepresenteerde hertaling door Jongenelen en zijn studenten is een mooie nieuwe toevoeging aan deze Uilenspiegelbibliotheek.
Thea Summerfield
Tijl Uilenspiegel. Hertaling onder redactie van Bas Jongenelen. kleine Uil, Groningen. 180 blz. €19,50.
Interessante recensie van een Interessant klinkend boek. Dank.