Overthinker

Ik dacht bij het instappen dat die ene jongen met mij flirtte, maar het bleek de jonge schrijver te zijn die niet mij maar R. herkende van zijn activiteiten op de socials. Wat een leuk begin, dacht ik nog, nadat ik vriendelijk had teruggeknikt en met nog meer zin in vakantie enkele rijen verder mijn eigen zitplaats had ingenomen.

‘Is het niet die en die, je weet wel?’ vroeg R., want hem was ook niets ontgaan. Eerlijk gezegd, ik had bij de jonge schrijver een heel ander gezicht bedacht. Blond, met lokken over de oren. Voordat we onze telefoon op vliegmodus zetten, zocht R. zijn portret op. ‘Stuur hem anders een berichtje?’ stelde ik voor en installeerde me bij het raam met Geoff Dyers Uit pure woede.

Er volgde geen reactie. Ook toen we vijf uur later geland waren en met een grote groep vakantiegangers-op-leeftijd bij de bagageband op onze koffers wachtten, geen antwoord. Later zat hij ook niet in de bus die, na een rit langs andere hotels, ons bij onze bungalow afzette. Waarschijnlijk stond hij zelfstandiger in het leven dan wij en was hij, de meute vooruit, met uitsluitend handbagage zijn huurauto ingestapt.

‘Hij heeft gereageerd,’ zei R. toen ik onder de douche vandaan kwam. ‘Hij herkende mij ook en wenst me een goede vakantie.’

‘Wat aardig. Verblijft hij in de buurt? Misschien kunnen we een keer koffiedrinken?’ Met een stuk taart van Café Wien of Café de Paris dacht ik erbij en betrapte me erop dat ik deze uitnodiging niet alleen had bedacht uit nieuwsgierigheid naar de jonge schrijver, maar ook om een reden te hebben om ons niet te houden aan de afspraak van maximaal twee keer taart eten in de vakantie – en een extra keer een stuk Schwarzwälder Kirschtorte te mogen nemen. Of als de Schwarzwälder Kirschtorte er niet meer was, dan de Baskische cheesecake, of iets met aardbeien of mokka.

Terwijl ik me verder afdroogde dicteerde ik R. de tekst die hij de jonge schrijver moest appen. Er werd enthousiast teruggeappt.

De volgende ochtend verkenden we de omgeving. Onze vertrouwde omgeving. We komen hier al twaalf winters. Het is er mistroostig, saai, verlopen. Eentonig rijgen de blokken met hotels en appartementen zich aaneen. Onze bungalow lag vlakbij uitgaanscentrum Yumbo. Het paradijs voor oude homo’s. Eenlingen. Met hongerige blikken. Ze jagen op wild dat zich niet meer laat vangen. Voor de ingang van de fetisj-club lag die ochtend een vers plakkaat dunne stront.

Bij het eten van het eerste stuk taart van de vakantie las ik verder in Uit pure woede. Een echte overthinker, die Dyer. Hij schrijft aan een studie over D.H. Lawrence maar grijpt elke gelegenheid aan om er niet aan te beginnen. Er is altijd wel iets wat ontbreekt, waardoor hij niet kan werken. Dat ene boek, bijvoorbeeld, echt nodig om een zin op papier te krijgen. Of de werkplek is niet ideaal of juist wel ideaal, maar dan zo ideaal dat je niet aan werken toekomt. Bij het inpakken van mijn koffer ben ik zelf de meeste tijd kwijt aan de vraag welke boeken ik zal meenemen. Zo had ik uiteindelijk, naast Dyer ook voor Leven & lot van Vasili Grossman gekozen, al twijfelde ik wel of het wel gepast was om in een zonnig oord te lezen over Stalingrad, kou, vervolging en vernietiging. Of ik niet eerst Een schrijver in oorlog. Vasili Grossman en het Rode Leger 1941-1945 zou moeten lezen om Leven & lot beter te begrijpen? Voor bestellen was het te laat – en het was werkelijk te slecht weer om erop uit te gaan. Leven & lot niet meenemen? Maar ik had al een begin gemaakt en om dat boek met al die namen nu ruim tien dagen opzij te leggen – of langer als ik eerst dat andere boek zou moeten lezen? Mee dus.

‘Heb je nog iets gehoord van de jonge schrijver?’ vroeg ik R. enkele dagen later.

‘Jawel, hij zit twee badplaatsen verder op het eiland.’

Omdat hij verder niets zei, vroeg ik wat hij de jonge schrijver had geappt. Ik ken hem. R. heeft het vermogen om een uitnodiging zo te formuleren dat bij de ander elke zin tot verder menselijk contact in de kiem wordt gesmoord.

Nu ook. Hij had Yumbo genoemd en of de jonge schrijver die plek kende? Met uitroeptekens had de jonge schrijver nee geschreven. Ik dacht aan de fetisjbar met ochtendstront op de stoep. Je had die Yumbo nooit moeten noemen, dacht ik nog. Dat is toch geen visitekaartje?

Het eerdere enthousiasme om tot een koffieafspraak te komen was bij de jonge schrijver vervolgens vervlogen. Daar gaat mijn derde stuk taart, dacht ik met ingehouden woede.

Eric de Rooij