Column: Jan Lampo – Simenon
Simenon
Vorige week besprak ik met mijn studenten creatief schrijven dat de literaire goegemeente genrefictie afdoet als inferieur. ‘En soms terecht,’ zei ik, ‘Franse thrillers, bijvoorbeeld’ – ik bedoelde meer bepaald hedendaagse Franse thrillers – ‘zijn slordig geschreven en de intrige is meestal totaal van de pot gerukt.’
(Dat is ook zo, verklare wie kan.)
Tot mijn studenten behoort een oudere dame – enfin, van mijn leeftijd – die altijd streng kijkt. Eén wenkbrauw trok ze op. ‘Bedoelt u Simenon?’ vroeg ze.
‘U weet dat ik pijp rook,’ zei ik ‘en u ziet het montuur van deze leesbril. Bovendien draag ik een hoed.’
‘Pijp roken doe ik al van vòòr mijn eerste Simenon,’ voegde ik eraan toe. Maar ook dat ik later wel bewust voor een brilmontuur zoals dat van de schrijver koos. En dat mijn besluit rond mijn vijftigste om een hoed te dragen, op zijn beurt met hem te maken had.
Dat wijt ik aan de auteursfoto op de achterflap van de Simenon-herdrukken van de Presses de la Cité uit de jaren zeventig. Goedkope pockets met soms dansend zetsel op net geen krantenpapier, voorplat ingenomen door een foto in te felle kleuren – stilleven of interieur, af en toe een menselijke figuur. Maar op de achterkant prijkte in zwart-wit de meester zelf. Een frontale close up van de oudere Simenon met bril, pijp en hoedje.
De Absolute Schrijver. Dat was hij voor me. De hopeloosheid van zijn romans durs, de glans van de regen op de Parijse kasseien in de Maigrets, de combinatie van een minimalistische antistijl en een somber wereldbeeld (hoewel, niet altijd, denk Trois Chambres à Manhattan). En dat de man niets anders deed dan schrijven, pijp in de mond, vingers op het klavier van de schrijfmachine.
De dame knikte tevreden. Haar idool was recht gedaan.
Na mijn universiteitsjaren las ik natuurlijk de ontluisterende Simenon-biografie van Pierre Assouline en verdiepte ik me in een legioen andere schrijvers. Maar toch, onder mijn hersenpan bleef de Luikse meester op zijn verhoog staan. De grote autobiografische roman Pédigrée verscheen intussen in de prestigieuze Pléiade-reeks – zowat de grootste consacratie die een Franstalig schrijver te beurt valt.
De Bezige Bij pakte een paar jaar geleden uit met een reeks nieuwe vertalingen. Geen overweldigend succes, want ik zag onlangs vele deeltjes bij De Slegte liggen. Nah, dacht ik toen, Simenon in het Nederlands – geen goed idee, nooit geweest. Misschien omdat ik in de jaren 1970 mijn eerste Maigrets las om mijn kennis van het Frans te stimuleren (wat werkte).
Simenon herlezen – het staat op mijn bucketlist. Maar eigenlijk wil ik dat met alle schrijvers die mij ooit hebben geraakt. Onbegonnen werk dus voor de vraatzuchtige, eclectische lezer die ik ben. En misschien valt Simenon me nu wel tegen. In zo’n teleurstelling heb ik geen zin.
Maar één ding weet ik zeker: de verknipte helden van Guillaume Musso, Christophe Grangé, Michel Bussi en tutti quanti verdwijnen in het niet bij mijn herinnering aan de empathische en vooral pijp rokende commissaire divisionnaire van de Boulevard Richard-Lenoir.
Jan Lampo
Vereerd dat ik in deze column paradeer, arm in arm met Simenon. Consecratie is met een e (strenge blik). Overigens héérlijke ontdekking, deze weblog. LiefS