Aardbeien plukken

Onlangs verscheen in vertaling Mijn Lwów van Józef Wittlin, een ode aan een ‘doorgangsstad’ in Habsburgs Galicië die als zodanig niet meer bestaat. [Hoewel het huidige Lviv een vergelijkbare functie heeft sinds de Russische inval in Oekraïne.] Een plek beschreven vanuit het geheugen, letterlijk ook op afstand. In het geval van Wittlin vanuit New York. Zijn vriend en lotgenoot Joseph Roth, ook afkomstig uit een dorp in Oost-Galicië, de auteur van vermaard werk zoals Radetzkymarsch, zette de eerste stappen voor een vergelijkbaar werk in de begin jaren dertig van de vorige eeuw in Berlijn, waar hij woonde in Hotel am Zoo, waar hij in de plaatselijke etablissementen de stamtafel vermaakte met uitvergrote versies van personages uit zijn geboortestadje Brody.

De schrijver die via de orale traditie zijn verhalen aanscherpt, test wat werkt, waar verbetering nodig is, in aanloop naar nieuw werk. In dit geval een roman over het decor van de jeugd. Aardbeien moest deze ode gaan heten. Maar helaas mocht het zover niet komen. Toen Hitler in 1933 rijkskanselier werd, vertrok Roth spoorslags naar Parijs, vond kortstondig gehoor voor zijn werk bij Querido en Allert de Lange in Amsterdam. Uitgeverijen die een podium boden aan bannelingen. De interesse van het publiek verflauwde snel. Fragmenten van Aardbeien verwerkte Roth om den brode in andere teksten.

Zijn boeken waren op 10 mei 1933 al in Berlijn op de brandstapels van de nazi’s beland. In de jaren zeventig is wonder boven wonder een mapje teruggevonden met zo’n vijftig pagina’s van het manuscript Erdbeeren. Van Oorschot heeft daar een waardig kleinood van gemaakt, een eerbetoon eerder. Els Snick zorgde voor een goedlopende vertaling – uiteraard, zij is prominent voorvechtster van Roth – waarbij de gewiekste argeloosheid van de schrijver, het Švejkiaanse, maar weer eens heel goed naar voren komt. Roth lezen heeft iets vervullends, iets aanstekelijks. Deze uitgave wordt naar een nog hoger niveau getild door de fullcolor illustraties – gul van inhoud, gul van hoeveelheid – van Koen Broucke. Ze vertellen apart nogmaals het verhaal van een verloren stad, van een verloren identiteit. Stevig aangezette aquarellen, die daarnaast in sommige gevallen aangezet zijn met acryl, met paletmes of kwast. Een sfeertekening op zich.

In mijn geboortestad woonden ongeveer tienduizend mensen. Drieduizend daarvan waren gestoord, zij het niet gevaarlijk. Een milde waanzin omhulde hen als een gouden wolk. [… ] Ze praatten met elkaar in alle talen waarmee de zeer gemengde bevolking van onze landstreek zich verstaanbaar maakte.

De onderhuidse sfeer van de tekst, van alle teksten van Roth, de bijzin ‘zij het niet gevaarlijk’ die in deze tekst voor lichte kanteling zorgt, voor een edelmoedige, verfijnde ironie. De mengelmoes van nationaliteiten die een keur van personages mogelijk maakt. [Joseph Roth, net van een Duitstalig gymnasium af en de Pool Józef Wittlin samen op de foto in 1916 tijdens hun militaire opleiding in Wenen met andere rekruten van onder meer Hongaarse, Oostenrijkse en Kroatische origine.] De Habsburgse ratjetoe aan volken zorgde als vanzelf voor een waanzinnig theater. Roths alter ego Naphtali Kroj hoeft daarvoor niet al te veel te doen. Ja, hij is een ‘oplichter’, zo iemand die mensen ‘een paradijsvogel’ noemen. Vaak kleinburgers die jaloers zijn op de vindingrijkheid van de goedmoedige ritselaar.

In zijn jonge jaren stond hij op goede voet met de gezagsdragers, schoenen poetsen, schnaps drinken met de dertien politieagenten die het stadje telde. Roth schets een heerlijke gecontroleerde chaos, waar niemand zijn echt aan de afspraken houdt, waar steekpenningen de regel zijn. Een vredige chaos. Een wereld in balans ondanks de mens. De natuur die gelukkig niet te verstoren is. Aardbeien zoeken in het bos in de lente. Aardappels van het veld halen en poffen in de herfst. De natuurbeschrijvingen van Roth hebben iets magisch, zijn prachtig direct en toch bekeken met de verschuivingen van het dichterlijke oog. De natuur waarover een typische zweem Roth hangt. Velden die sterker roken in de herfst, ‘enigszins meedogenloos’. Met weinig woorden heel veel zeggen. De illustraties versterken het gevoel dat bij deze natuurbeschrijvingen opkomt heel adequaat.

Hier groeiden de mooiste aardbeien. Ze verborgen zich niet bescheiden, zoals dat eigenlijk hun aard is. Ze stonden voor de voeten van wie ze zocht. Ze trilden op dunne maar sterke stengels. Ze waren vol en groeiden niet uit bescheidenheid zo laag bij de grond, maar uit trots. Je moest bukken om erbij te kunnen.

En dan is er natuurlijk de boswachter, de verpersoonlijking van het gezag, de overheid waarmee Kroj en de zijnen het haast als vanzelfsprekend mee aan de stok krijgen. Hij pakt de potten met verzamelde aardbeien af, strooide de mooie zomerkoninkjes op de grond en stampte ze fijn. Hoe meer hij er vertrapte, hoe meer er groeiden.

Hij droeg een koperen embleem op de borst. Het glansde groenig als staal en was eigenlijk niet meer dan een metalen ding in een wereld van blad, hout en aarde.

Een metafoor voor de opgeblazen hoogwaardigheidsbekleders waar Kroj en consorten het steeds moeilijker mee hebben, die feitelijk niets tegen de natuur, tegen de loop der dingen kunnen beginnen. Er is zelfs sprake van een eerste eenzame uitvaart avant la lettre, waarbij een dichter voor een onbekende vreemdeling die zich heeft opgehangen een toespraak houdt. Kroj en doodgraver Pantalejmon zien kansen. De touwen van zelfmoordenaars brengen immers geluk. Ze verkopen het stukje bij beetje. En tja, er zijn natuurlijk nog wel meer stevige touwen te vinden.

Monumenten en standbeelden zijn gewillige slachtoffers voor schrijvers, maar Brody kende kennelijk geen waardige stadsgenoten die in brons of steen vereeuwigd konden worden. Er zijn wel degelijk ‘veel gekken met een publiek functie’, maar vrijwel iedereen is te revolutionair, te rebels. Uiteindelijk wordt er dan een schrijver ergens in de zeventiende eeuw opgedoken. Een beeldhouwer krijgt de opdracht. Met het enige monument moet natuurlijk voorzichtig worden omgesprongen. Er is zo snel geen reserve-ereplaats. Dus in de winter krijgt het standbeeld een houten behuizing. Getimmer in het park luidt de seizoenen in en uit.

De schrijver die vastlegt wat voorgoed verloren is, maar waar in gedachten geen afscheid van kan en wil worden genomen. Het feit dat Aardbeien onvoltooid is, past daar juist op een bepaalde manier heel goed bij. Elke herontdekte tekst, elke snipper van Roth móet gepubliceerd worden. Hij is de schrijver van de gewiekste argeloosheid, de intens menselijke scherts. De aardbei is een schijnvrucht, Aardbeien een heerlijk zomerkoninkje, gebruikmakend van de mildironische schijnbeweging.

Voeg Aardbeien toe aan uw verzameling Joseph Roth. Kent u zijn werk niet?! Laaf u dan allereerst aan de rijke handelaar Britz die het stadje voor even uit de lethargie en de argwaan trekt, de erfgenaam van een stoombadhuis die een reusachtig hotel laat bouwen, eigenlijk voor de leegstand, het mooie meisje van de soda, de goedgeefse graaf, doodgraver Pantalejmon of kleermaker Petrusz. Lees Joseph Roth!

Guus Bauer

Joseph Roth – Aardbeien. Vertaling Els Snick, illustraties Koen Broucke. Van Oorschot, Amsterdam. 96 blz.€ 19,99.