De zeekoe als vergeten dodo

Stommiteiten begaan we allemaal, maar naarmate onze kennis toeneemt, weten we meer. Of dat onze stommiteitencurve doet dalen is natuurlijk de vraag. Dat de mensheid heel wat op haar geweten heeft, is zonder meer een feit. Iida Turpeinen, die onderzoek doet naar de relatie tussen wetenschap en literatuur zoomt in haar debuutroman, Levende wezens, in op wat de mens allemaal heeft verstoord, zelfs vernietigd, onder zijn medezoogdieren. In dit geval in het bijzonder de zeekoe.

De zeekoe komt uit Turpeinens roman naar voren als een goedmoedig, vredelievend beest, een dier met een ‘mond’ in plaats van een ‘bek’. Dat maakt het brute menselijke gedrag extra schrijnend. Hoe kun je…, denk je dan natuurlijk al snel, als het gaat over kuddes brave zeedieren die vredig grazen en ook nog eens uitsluitend planten eten. Omdat ze zo groot zijn en geen natuurlijke vijanden hebben, zijn ze bovendien niet ingesteld op confrontaties met andere wezens. Een gemakkelijk doelwit voor kwaadwilligen, lees de mens.

Op een keer komt een jong mannetje zo dichtbij dat Steller zijn hand op de rug kan leggen. Het dier onderzoekt de boot, duwt met de gevoelige haren op zijn snuit tegen de planken, en Steller laat zijn vingers over de hobbelige huid van het dier gaan, die hem aan de schors van een eik doet denken. De huid is warm, gek genoeg – hij had verwacht dat een dier dat in de koude zee zwemt koel zou aanvoelen, maar in plaats daarvan bespeurt hij een vredige warmte.

Er bestaan nog wel zeekoeien (sirenen), maar de meeste soorten zijn uitgestorven. De verschillende varianten komen even aan bod in Turpeinens roman, maar waar het hier om gaat is de Stellerzeekoe. We gaan ver terug in de tijd, halverwege de achttiende eeuw, als Georg Wilhelm Steller als natuuronderzoeker gedoogd wordt aan boord van schepen die tussen Siberië en Alaska, tussen de Stille Oceaan en de Noordelijke IJszee varen, het gebied dat genoemd is naar de Deense kapitein Vitus Bering, die er zelf tijdens zo’n tocht om het leven kwam.

Er werd hoe dan ook veel geleden en gestorven aan boord van die schepen in dergelijke kille contreien. Wie terug kwam in de thuishaven mocht je wel een zondagskind noemen. Tallozen stierven aan scheurbuik en andere ziektes, die een rechtstreeks gevolg waren van tekorten aan verse voeding en schoon drinkwater. Dat er na een schipbreuk op een nog onbekend eiland een zeekoe gevangen en geslacht kon worden en zo de mannen het leven redde, is natuurlijk niet waar het Turpeinen om gaat.

Natuuronderzoeker Steller lijkt enigszins vrij van de overlevingsdrift van zijn boordgenoten, hij is zo gedreven zijn wetenschappelijke werk aan het doen, dat hij het kunnen veiligstellen van het skelet van het dier en het bewaren van allerlei andere dier- en plantkundige vondsten uit dat gebied, belangrijker lijkt te vinden dan een kop hete soep van zeekoeienvet. Deze menselijke bevlogenheid alles te willen onderzoeken, ongetwijfeld vol goede bedoelingen, leidde op termijn niet alleen tot musea vol uitgestorven dieren, waar Turpeinen later het vizier op richt, maar ook op een haast industriële jacht op pelsen en andere overblijfselen van gevangen en gedode dieren.

Met sprongen in de tijd valt de menselijke activiteit te volgen, die naarmate we dichter bij onze jaren komen, steeds ingrijpender en niet zelden onomkeerbare gevolgen krijgt voor het voortbestaan van talloze soorten. Het kapitalistische marktdenken heeft immers maar één doel voor ogen: winst maximaliseren. Maakt niet uit ten koste van wie of wat dan ook.

Wat dat betreft is Turpeinen natuurlijk niet de eerste die impliciet waarschuwt voor de krankzinnigheid van een systeem dat, te weinig aan de ketting gelegd, alle leven op aarde kan vernietigen. Maar haar insteek is in zoverre anders, dat ze het eenzame verhaal vertelt van een vriendelijke en kwetsbare soort, die als planteneter geen vlieg kwaad deed. Een voor de meesten van ons onbekende nieuwe dodo, waarbij de veganistische zeekoe symbool staat voor de kwetsbaarsten, die altijd als eerste het haasje zijn.

Levende wezens is een empathisch literair portret van wat op kleine schaal misschien geen probleem hoeft te zijn – dier eet dier en de mens is geen uitzondering – maar als het gaat om hetzelfde op wereldwijde, industriële schaal wel degelijk. De wat naïef overkomende Steller, de natuuronderzoeker, realiseert zich ook allerminst zijn eigen rol in dit verhaal, dat niet ophoudt bij de brute zeelui die hem omringen. Ook dat mag je als eenentwintigste-eeuws, vlees- en visetend, ontwikkeld mens in je zak steken.

Met de combinatie van wetenschappelijk materiaal over de zeekoe, ook weergegeven in korte overzichtjes, met het deels gefictionaliseerde verhaal van de zeelui van eertijds, krijgt Turpeinens roman een ernstige meerwaarde. De museumbezoekers van nu, die in een Fins museum de resten van de zeekoe zien staan, in de loop van de tijd meermaals herbouwd naar de laatste inzichten, realiseren zich nauwelijks welk verhaal er achter schuilgaat. En dat dat verhaal heel wat meer omvat dan slechts die zeekoe.

André Keikes

Iida Turpeinen – Levende wezens. Vertaald door Annemarie Raas. De Geus, Amsterdam / Antwerpen. 288 blz. € 23,99.