Hoe ging het verder met Van Putten?

Het vierde volume van Dagen van Van Putten van Kees Engelhart is verschenen, 423 bladzijden dik. Hiermee is Band 1 voltooid. Drie even dikke delen gingen vooraf. ‘Het worden’ volgens de achterflap, ‘als God het wil, zes en dertig jaren, drie banden van twaalf jaren, bestaande uit elk vier delen, een deel beslaat drie jaren, de jaren zijn opgedeeld in wat ik noem boeken, waarbij ieder boek een seizoen behelst.’ Ruim 5000 bladzijden!

De auteur schrijft in een brief aan zijn uitgever:

Theodoor, Dagen is een epos, een dagboek, een Enkhuizer Almanak, een psychografie. Het is dichtkunst, proza, geschiedschrijving, een plan in beweging, een reddingsboei, licht in duisternis; de duisternis die de mens altijd weer feilloos zoekt en vindt. Dagen is een levensklacht, een levensjubel. Dagen spreekt van regelmaat, seizoenen, tellen, avonden, tuinen, van mens en dier, van God en Bach. Dagen is een orakel, een empirisch toetsbaar monument, waanzin in samenhang met werkelijkheid. Het is alles wat het wel is, en niets wat het niet is. Het vertelt en laat weg wat onbelangrijk is. En wat onbelangrijk leek, keert vaak triomfantelijk weerom. Wat belangrijk leek, zakt weg in vergetelheid. Dagen spreekt waarheid en verlicht. Theodoor, ieder mensenleven is zwaar, behoorlijk zwaar zelfs. Voor hen is Dagen bedoeld. Een troostbedoeling, men moet het willen en durven lezen. Theodoor, dat is echter aan de lezer.

Wie is de uitgever? Theodoor Brumming, maar hij blijkt een afsplitsing van Kees Engelhart, de auteur. Het uitgeefhuis heet De Manke God, een verwijzing naar Vulcanus.

Er zijn meer afsplitsingen van Kees Engelhart. De lezer denkt aan Pessoa en zijn heteroniemen. Kees Engelhart spreekt van autoniemen. Het verschil met Pessoa is dat zijn heteroniemen een eigen biografie en een eigen karakter hebben, door Pessoa nauwkeurig opgetekend. De autoniemen van Engelhart zijn hem niet bekend. In de botanische nomenclatuur is een autoniem een naam die automatisch tot stand komt. Engelhart (geen pseudoniem) weet niet waar zijn autoniemen vandaan komen. Zij doen zich voor. Zij zijn wonderlijke figuren: Theodoor Brumming is uitgever, maar niet een begaafd koopman. De door hem uitgegeven boeken kan hij moeilijk aan de man of vrouw brengen. De kosten van de uitgeverij worden gedekt door Kees Engelhart. Brummings burelen zijn te vinden in een huis van Engelhart. Engelhart heeft twee huizen, die via een verbinding geschakeld zijn. In het ene huis woont zijn mooie gade met twee prachtige dochters, in het andere schrijft Engelhart en staat zijn bibliotheek en platenverzameling. In zijn tuin heeft hij een klein tuinhuis gebouwd waarin hij mijmert en geniet van een Bockbier of een goede rode wijn en waar hij een klein sigaartje opsteekt.

Uit de verhalende gedichten blijkt dat Brumming beschikt over voldoende kapitaal om het vol te houden, ook al wordt er door het bestuur van de uitgeverij, waarvan ook de aanstaande en latere echtgenote van Engelhart deel uitmaakt, op gehamerd dat Brumming zijn best moet doen om zelfvoorzienend te worden. De lezer denkt er het zijne van: dat zal wel nooit lukken. Ook de kans dat de boeken ooit bestsellers worden is zeer gering. Het Bureau van Voskuil, ook een omvangrijk werk, zal wel een uitzondering zijn.

Een andere figuur is Doppertje, een cowboy, die met zijn paard Fernando naar het kleine dorp aan zee kwam en daar zijn paard moest begraven. Hij bezoekt het graf regelmatig, waar hij peinst over de gang van het leven. Er wordt veel gefietst en gewandeld van het kleine dorp aan zee (Julianadorp moet dat zijn) en de kleine stad aan Zee (Den Helder). Er wordt gekeken naar het oude eiland (Texel) en koffie gedronken in Lands End. Er is onenigheid met een vroegere uitgever in wie de lezer Breukers herkent. Er is een arbeidsgeschil uit het verleden, waarbij advocaten betrokken zijn. Engelhart heeft in veel literaire tijdschriften gepubliceerd, maar voelt zich miskend. Vele collega’s zijn vals, maar zei Larkin niet: ‘And beyond all this the wish to be alone’?

Dan hebben we Mevrouw Leenschat van Bodegraven die vroeger in het gemeentehuis werkte. Zij mijmert eveneens veel en geniet van fijne langspeelplaten met klassieke of populaire muziek, schenkt zich een Batavia Arak in en rookt een fijn sigaartje of een kruidige sigaret. Er is een fietspad in de onmiddellijke omgeving, een pad met wandelaars en honden en soms een knetterende brommer, net als bij het huis van Engelhart. Nol Krentsch bekijkt langdurig een blok carrara marmer, dat een kunstwerk moet worden. Hij schenkt zich omzichtig een zeer oude graanjenever in. Mila Fertek woont in Nice. Zij heeft een hekel aan het kleine vaderland. Zij nipt van een cortado, drinkt ook wel Brandy Soperano en steekt een sigaret op. Zij mijmert over wat zij met haar leven wil. Al deze en meer figuren geven bundels uit bij De Manke God.

Engelhart heeft een geheel eigen stijl. Geen punten of komma’s: de lezer moet maar uitzoeken hoe de zinnen lopen. Hij zet zich af tegen de zogenaamde hermetische poëzie. Gedichten moeten weer verhalen zijn, vindt hij. Een voorbeeld:

In de wereld van Van Putten

Morgen gaat Van Putten de postronde doen en daar vanwege heeft
Van Putten zich deze avond gestort in zware zoete mijmeringen
Ondertussen luistert Van Putten naar Sybille de moderne
Klassieke zeer oude muziek van de merkwaardige Ohana
En Van Putten nipt van zijn zware zoete Gladiator het is lente

Over dat waarover niet kan worden gesproken moet Van Putten
Zwijgen dat weet Van Putten en Van Putten denkt aan zijn aanstaande en
Van Putten zijn dochters twaalf en vijftien inmiddels
Die Van Putten hoogstpersoonlijk uit de benauwende
Geldelijke klemmen die de gehele familie Van Putten
Zo bedreigde gered heeft zonder dat zij dat ook maar
Enige weet van hadden Van Putte heeft hun argeloosheid
Kunnen bewaren de argeloosheid die naar Van Putten zijn
Mening voor het hebben van een fijne jeugd onontbeerlijk is

De directeur van het bos had het ze bijna ontnomen en
Van Putten herinnert zich de processen de vreselijke
Gesprekken met de vreselijke mensen en de jaren die verstreken
Staande tegenover die eindeloze stroom van woedende en gedurende
Lange tijd machteloze gedachten Van Putten zijn bonkende hart al die
Dingen waarvan Van Putten zich nu niet meer voorstellen kan hoe
Van Putten de kracht ontwikkelde om die hel te doorstaan

Van Putten schenkt zijn Gladiator nog eens bij
En Van Putten voelt zich in het
Geheel niet larmoyant op het moment dat Van Putten
Vaststelt dat de uitkomst van alle narigheid ingegeven
Moet zijn door Van Putten zijn aanstaande en hun
Sprankelende dochters voor hen en door hen alleen
Is alles gegaan zoals het is gegaan
Even glimlacht Van Putten vanwege zoveel emotie op een enkele
Avond maar zo moet het zijn gegaan Van Putten weet het zeker

Er zijn in deze verhalende gedichten vele herhalingen te vinden. De verschillende personages worden met enige regelmaat beschreven. Ze hebben een bezwerende uitwerking op mij als lezer. Het is allemaal behoorlijk vreemd, maar ook fascinerend en het merkwaardige feit doet zich voor dat ik steeds nieuwsgierig was wat er nu weer gebeurde met de personages en vooral met Van Putten.

Remco Ekkers

Kees Engelhart – Dagen van Van Putten, Band 1, Deel 4. De Manke God.