Niemand heeft eigenlijk écht invloed op de loop der dingen

Er schijnen mensen te bestaan die dolgraag naar schoolreünies gaan. Zijn ze masochistisch ingesteld, of gewoonweg nieuwsgierig? Misschien hopen ze wel dat de stoere jongen uit de klas, de meisjeslieveling, op zijn blaaskaak is gegaan. De meesten van ons verkneukelen zich nu eenmaal graag.

Schrijver Peter Drehmanns (1960) heeft opnieuw zijn poëziepet opgezet. Graafschade heet zijn derde bundel die op zeer originele wijze het spook van de schoolreünie aanpakt. De bundel opent met een silhouettekening die doorgaans bij klassenfoto’s wordt geleverd. Lege hulzen met cijfers die verwijzen naar een lijst met namen. In dit geval welhaast een verzameling krijtgetuigen van plaatsen delict van het bestaan.

graafschadeHet schijnt dat Drehmanns getwijfeld heeft of hij naar een reünie van zijn ‘klas van 1971’ op een katholieke jongensschool vlakbij Roermond zou gaan. Hij besloot alleen in zijn hoofd de volwassen mannen te bezoeken om te zien ‘wat er van ze geworden is’. Absoluut een mooie poëtische vondst. Alleen al daarvoor verdient hij hulde. Hij benadrukt wel dat alle namen, behalve, ha, de zijne, verzonnen zijn en dat wanneer er toch een bepaalde naam herleidbaar zou zijn tot een reëel bestaande persoon het berust op puur toeval. Hij heeft zichzelf in elk geval mooi verstopt tussen deze virtuele schoolvriendjes. Zouden zijn echte klasgenoten toch niet reikhalzend naar deze bundel uitkijken? ‘Zo is het mij helemaal niet vergaan!’ Het gevaar van de ontkenning.

Met een beetje fantasie zou je zelfs zo ver kunnen gaan dat het gedicht over ene ‘Math Smeets’ toepasbaar is op de bekende sportcommentator, al is deze van een oudere generatie. Multi-inzetbare teksten op de oudere man, ha.

De schimmen uit het verleden, achtendertig in getal, vult de dichter met een scala aan gefnuikte dromen. De beelden zijn helder, het taalgebruik is uiterst effectief. Zo nu en dan zit er een mooie twist aan het einde van een gedicht. Maar de treffende miniatuurtjes die in een paar alinea’s een heel leven samenvatten hebben dat niet eens nodig.

Drehmanns maakt maar weer eens duidelijk dat een leven met veel hoop, verwachtingen en goede bedoelingen wordt aangevangen, maar dat niemand eigenlijk écht invloed heeft op de loop der dingen. Het is de angst die menigeen heeft: dat het leven maar gewoontjes voortkabbelt terwijl een groots en meeslepend bestaan was gedacht. Een angst die net over het midden van het leven vaak helaas voor velen bewaarheid wordt. Tegeltjeswijsheid: het leven is dat je overkomt terwijl je andere plannen maakt.

De een is als middenstander failliet gegaan en is ‘als magazijnmeester weer in het vaarwater gekomen.’ Zijn vrouw doet bodediensten bij huwelijksplechtigheden.

zo kwamen we rond
zo gaan we verder

tot het graf diep genoeg is.

De ander is zijn hele leven op de vaart geweest. Altijd maar onderweg, als lichtmatroos, letterlijk en figuurlijk. Kan de metafoor duidelijker zijn? Deze verpersoonlijking van de onrust van de mens (man?) denkt dan nog weleens terug aan meester Boonen van de eerste klas die hem vastbond aan een pilaar omdat hij maar niet bij de les wilde blijven.

In elk geval heeft hij door de verbeelding van Drehmanns een vaste plek gevonden in Graafschade. Veel van de personages hebben een of meerdere fiasco’s meegemaakt, maar wisten er toch nog iets van te maken. In een totaal andere richting weliswaar als dat ze zich hadden voorgenomen. Er schemert een zekere, kleine tevredenheid door. Hetgeen tot opluchting voor de vijftiger van nu mag gelden. De een emigreert naar Nieuw-Zeeland, een ander leert maar door en door en wordt arts. Hij haalde bij zijn vrouw twee kinderen, kon wonden hechten, alsmede levensbedreigende situaties herkennen, maar zijn huwelijk kon hij niet redden.

Er zijn erbij die krampachtig vasthouden aan een zekere (twijfelachtige) status. In zijn jeugd een kwajongen, maar op z’n vijftigste toch maar mooi ‘iemand’ bij de schutterij en de lokale voetbalvereniging. Weer een andere ‘klasgenoot’ van de dichter zoekt het in klankschalen. De gedichten zijn triest, mooi, geestig en toch ook opbeurend.

De twijfel over het bestaan. Hoe pijnlijk ook, Graafschade is realistisch. Mensen teruggebracht tot een paar zinnen. En van velen blijft er ook niet veel meer over. Het is zaak om daar snel vrede mee te krijgen. Een handelsreiziger in slaapmeubels verhuisde terug naar zijn geboortedorp en opende een ‘zaak in slaapcomfort’. Hij vat de twijfel van de middelbare man misschien nog het beste samen: lang gekwakkeld toch nog goed terechtgekomen. Toch?

Guus Bauer

Peter Drehmanns – Graafschade. Marmer, Baarn. 64 blz. € 12,50.