Een dorp vol malle types

Zeven pogingen om een geliefde te wekken heeft de laatste weken veel succes. Schrijfster Ineke Riem won de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs en deze week werd bekend dat ze behoort tot de drie kanshebbers voor de Academica Literatuurprijs. Tijd om het boek ter hand te nemen.

Hoofdpersoon is Lioba die in het dorpje Oudering op Voorne-Putten woont. Ze is een beetje een buitenbeentje in het dorp doordat ze nogal buitennissige gewaden draagt die ze zelf ontworpen heeft. Dat ze buiten de groep ligt blijkt al weinig subtiel in het eerste hoofdstuk waar ze op de rommelmarkt rondsnuffelt en de jonge vrouwen van haar leeftijd haar links laten liggen als ze aanbiedt te helpen.

Verbijsterd keek Lioba haar oud-klasgenoten aan. Niks veranderd in tien jaar tijd.
‘Je kunt vast nog wel ergens anders helpen,’ opperde C.
‘Ja. Bij de patat hadden ze nog mensen nodig.’
‘Met zo’n gevaarte van een jurk past nooit in die frietkar.’
‘Dan gaat ze maar naar de campingspullen. Daar is ruimte zat.’

ineke riem zevenDe alwetende verteller geeft in een paar bladzijden weg hoe het leven van Lioba is mislukt. Haar enige vriend en bondgenoot werkt als archeloog alders op de wereld, haar modecreaties geven haar nooit toegang tot de academie, ze woont bij haar grootvader en verdoet haar tijd in een plaatselijk museumpje met ‘een eeuw aan schoonheidsproducten.’ Het wordt nog even met nadruk gezegd: ‘Ze werd er doodziek van dat iedereen haar nastaarde alsof ze van het andere eiland kwam, of erger nog: uit de stad.’ Ze loopt het water in en raakt daarna in coma. De rest van het boek komen er mensen uit het dorp langs bij haar ziekbed in het huis van de grootvader. Zo leer je meer over Lioba en de mensen in haar omgeving.

Ik snap niet zo goed waarom men dit boek zo goed vindt. De stoet aan dorpsfiguren die namelijk langs trekt, bestaat voornamelijk uit karikaturen of grappig bedoelde personages. Zo is er de stokoude eigenaresse van het museum, die vroeger een geheime relatie onderhield met de domineesvrouw, zo is er de lokale dief die geen waardevolle spullen wegpakt, maar overdreven nieuwsgierig is, zo is er de geile huisarts die op zoek is naar een vrouw, maar die zo’n grote verzameling erotica in huis heeft dat elke vrouw gillend wegloopt et cetera, et cetera. De personages worden grotesk getekend, zodat elk inlevingsvermogen verdwijnt: ja Voorne-Putten, daar wonen alleen gekkies in dorpen. Zelfs de oude mannen in het dorp zijn karikaturen: drie zitten er op melkbussen voor de winkel en ze praten op een manier waardoor je meteen weet waarom de Nederlandse speelfilms zo’n slechte naam hebben.

‘Vroeger gingen ze gewoon aan het werk,’ vervolgde de man. ‘Betje had geen tijd voor rare fratsen.’
‘Ze had anders wel tijd om met jou aan de boemel te gaan,’ bracht de kaalste van het drietal in herinnering.
‘Dat zit ‘m nog altijd dwars,’ pookte de derde, die een ouderwetse pet droeg. ‘Dat je z’n meisje hebt afgepakt.’
‘Moeten we ’t daar nou weer over hebben?’ bromde de grijze duif. ‘Hoeveel keus hadden we in ’38? Het was Lenie of Betje. En Lenie was zo preuts als een mossel.’

Mijn hemel, deze dialogen zijn zelfs als parodie nog een aanfluiting, maar blijkbaar behoort dit proza tot het beste wat jonge schrijvers te bieden hebben. Het boek eindigt ook nog eens positief en alle lijntjes van alle personages komen daarbij mooi samen. Is dat niet fijn, zo’n keurig afgehecht verhaaltje?

Coen Peppelenbos

Ineke Riem – Zeven pogingen om een geliefde te wekken. De Arbeiderspers, Amsterdam, 208 blz. € 18,95.