De historische sensatie

In ‘Memoires van een meisje’, een van de beste stukken uit de bundel Onderwaterverhalen van Ineke Riem, volgen we een zelfbewuste, recalcitrante puber die zich de pleuris verveelt in het Romeinse Pompeï. Ter verstrooiing is daar gelukkig een schilder die in het atrium van de villa, waar ze met haar conservatieve vader woont, de prachtigste fresco’s maakt. Zij valt vliegensvlug als een blok voor hem, hij houdt haar wijselijk op afstand, maar neemt haar wel mee uit wandelen en tekent haar als beeldschone waternimf op een van de fresco’s. Als de kunstenaar vervolgens een liefje blijkt te hebben, weet ons jonge hoofdpersonage zich geen raad met haar verdriet.

Terwijl het die nacht buiten onweerde, lag ik onder een deken in mijn alkoof en gleed met mijn vinger langs mijn vrouwelijkheid op de manier die een van mijn vriendinnen me had toegefluisterd. Even voelde ik me beter, toen realiseerde ik me dat mijn leven een labyrint was zonder uitgang. Mijn wensen waren ondersteboven gekruisigd, ik was een holte die stil schreeuwde. Het enige wat ik kon doen was wachten. Tot hij ging, of ik.

Het zal de lezer niet verrassen dat het wachten bruut verstoord wordt door een dreigende vulkaanuitbarsting, wat in deze episode een extra laag spanning oplevert. Riem verbindt in dit verhaal de gevoelens en gedragingen van een eigentijds pubermeisje met metaforen uit de klassieke oudheid: een bijzondere en treffende combinatie die in zekere zin de kern van deze verhalenbundel weergeeft. In alle verhalen komen het heden en verleden, recent of langer geleden, op verschillende wijzen met elkaar in contact. De gebeurtenissen spelen zich af op plekken waar de geschiedenis nog altijd lijfelijk aanwezig is, of de personages zijn met hun gedachten vooral in het verleden, al dan niet dankzij een voorval in hun dagelijks leven.

Net als in haar fantastische, sprookjesachtige debuutroman Zeven pogingen om een geliefde te wekken (2013) heeft Riem een voorliefde voor vroegwijze pubermeisjes of adolescenten die op de verkeerde plek en in de verkeerde tijd geboren lijken te zijn. Al in het ontroerende openingsverhaal ‘Manomayakosha forever’ volgen we een verschoppelinge die zich na de overprikkelde schooldagen heimelijk terugtrekt onder een bruggetje in de polder, om aldaar met een projector oude, vervaagde beelden van Parijs te bekijken. Het is een verhaal zonder veel plot, maar met een geweldige weergave van de innerlijke belevings- en fantasiewereld van het ongelukkige meisje, wier verlangen naar andere plekken ingekleurd wordt door boeken, geschiedenis en de projectiefilms. ‘Voorbereidende aardrijkskunde’ – een verhaal dat halverwege onderbroken wordt door tekeningen van schelpen door de auteur – kent een vergelijkbare opzet: al is het hoofdpersonage hier bezeten van walvissen en de wondere wereld onder het wateroppervlak.

Dat gedeelte van de aardse flora en fauna speelde al een belangrijke rol in Riems debuut, en fungeerde ook als decor voor vele gedichten in haar poëziebundel Alle zeeën zijn geduldig, waardoor het geen verrassing is dat ook hier enkele verhalen zich op of rondom het water afspelen, wat altijd voer is voor een vleugje magie. Riem laat een voormalige walvisvaarder met spijt terugkijken op zijn verleden, dat nu gecompenseerd wordt door zijn jongste zoon en schoondochter die de overweldigende en intelligente dieren trachten te beschermen. In ‘Eden, buiten het seizoen’ reist een fotografe met liefdesverdriet naar de Azoren wanneer de toeristen er even verdwenen zijn, waar ze het adembenemende landschap fotograferend zonder succes probeert haar plotseling vertrokken vriendin te vergeten. ‘Strandnacht’ is een als film- of toneelscript opgeschreven verhaal waarin een volwassen vrouw terugkeert naar het idyllische geboortedorp aan zee voor de uitvaart van een klasgenoot, en het onbedoeld aanlegt met haar opgegroeide, wegkwijnende jeugdvriend.

Een concept (of literaire techniek) waar Riem in meerdere verhalen dankbaar gebruik van maakt, is de door Johan Huizinga ontwikkelde ‘historische sensatie’: ‘Het betreft hier een plotselinge emotie die men kan beleven bij een direct contact met het verleden, waarbij het tijdsverschil lijkt weg te vallen.’ Iemand kan bij het bewonderen van een oude ruïne als het ware in zijn hoofd getransporteerd worden naar het historische verleden en ter plekke zien hoe het er indertijd op die plek aan toeging. Het is een emotionele ervaring om heel even uit je eigen tijdsgewricht te stappen en in het levensechte verleden te belanden.

In ‘Terug naar Thebe’ laat Riem een immigrante ronddwalen door de universiteitstuin van een Europese wereldstad, om op verschillende plaatsen geconfronteerd te worden met een herinnering aan het huis van haar oma in Caïro en het leven aldaar. In ‘Gewichtloos’ wordt een Parijse advocate achtervolgd door herinneringen aan plekken waar ze nooit is geweest, zoals een donker bos vol sequoia’s. ‘Bericht uit de onderwereld’ verhaalt over een vrouw die in een blokhut, woelend in de armen van haar slapende geliefde, in gedachten terugreist langs vakanties in hun gezamenlijke verleden, om te concluderen dat haar romance tot een tragedie is verworden.

Wat deze bundel onder meer aantrekkelijk maakt om in z’n geheel te lezen, is niet alleen de sterke thematische samenhang, maar ook de terugkeer van verschillende mooie motieven. Riems geliefde zeemeerminnen zijn ook in dit werk weer volop van de partij: als verlangen voor meisjes die uit willen breken en opgaan in de natuur tot vergeten jeugdherinneringen en sleutelhangers bij toeristische trekpleisters. Ook bomen spelen in praktisch elk verhaal een kleine of grotere rol, als patrons van de mensheid en daarmee de fysieke herinneringen aan het onverwoestbare verleden.

In Scandinavië heb ik ruige bossen gezien. Sparren met een stam vol afgebroken takken en wortelstelsels ouder dan de noordse mythen. Uitgestrekte mostapijten, hoge, immergroene toppen die boven me uittorenden. Oranje licht dat tussen kaarsrechte stammen verdwaalde. Alle bossen maken me verdrietig. Ik wist nooit waarom.

Verder rijgt Riem op subtiele wijze wat verhalen in en aan elkaar, meestal door een decor, personage of historische gebeurtenis terug te laten keren in een ander stuk, zonder dat de bundel overigens verwordt tot een klassiek mozaïek. Enkele malen experimenteert ze ook met de vertelvorm – naast het reeds genoemde script is er een verhaal dat geschreven is als een soort bekentenisliteratuur in het tijdschrift Haar geheim – maar in beide gevallen leidt de gekozen vorm, ook door de altijd aanwezige, kenmerkende stijl vol natuurbeschrijvingen, overpeinzingen en metaforen, eerder af van het vertelde dan dat zo meerwaarde ontstaat.

Riem is op haar best als ze de gedachtestroom van een dromerige jonge vrouw beschrijft en de lezer meeneemt naar een idyllische sprookjeswereld of het kleurrijke verleden binnen de alledaagse werkelijkheid, waarbij het jammer is dat deze aan het einde van het verhaal weer verdwijnt. Gelukkig bevat deze bundel twaalf verhalen die de grauwe wereld vandaag de dag heel even betoveren en de lezer aan het denken zetten over diens plek in de maatschappij, relatie tot de natuur en het verleden, ook als je geen onstuimig meisje vol verlangens bent.

Willem Goedhart

Ineke Riem – Onderwaterverhalen. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 200 blz. € 20,-.