Het begon met een kater en een andere man

De van oorsprong Poolse Alicja Gescinka (1981) kwam met haar familie in 1988 naar België en promoveerde uiteindelijk tot doctor in de filosofie aan de universiteit van Gent. In 2011 publiceerde zij De verovering van de vrijheid, een non-fictieboek waarin ze de morele onverschilligheid van deze tijd aankaart. De vrijheid die niet vrijblijvend is, maar moet worden verdiend. Hard werken zogezegd. In haar debuutroman Een soort van liefde (let niet op het nietszeggende, damesromanachtige omslag) weet de schrijfster zich gelukkig filosofisch in te houden. Nergens heb je het idee dat ze haar ongetwijfeld grote kennis zo nodig moet etaleren. Haar originele ideeën staan volledig in dienst van de vertelling.

Alicja Gescinska Een soort van liefdeEen verhaal dat opgesplitst is in twee delen, die naarmate het boek vordert steeds meer met elkaar in dialoog gaan, tegen elkaar aan schuren. En zoals bekend: door wrijving ontstaat vuur. Gescinka weet de brand er goed in te houden. Zij heeft het overzicht bewaard, is consequent tot aan het slot en laat daardoor de vorm het verhaal versterken, grotendeels mede bepalen.

De roman begint werkelijk ijzersterk met psychologe Elisabeth die het huis moet ontruimen van haar net overleden bejaarde vader Raymond Vernon, die een gevierde professor Germanistiek was aan een Amerikaans college. Het zou haar eigenlijk niet al te veel moeite moeten kosten, aangezien ze niet echt een goede band hadden. Elisabeths ouders zijn in haar jeugd gescheiden. Ze kwam wel om de paar weken logeren bij haar vader, maar vertoonde de overbekende puberale opstandigheid, vond dat hij eigenlijk altijd aan het doceren was. Studenten hingen aan zijn lippen. Een bescheiden man met een natuurlijk overwicht.

Wanneer ze na zijn overlijden in het huis komt, komen de herinneringen ongewild naar boven. Gescinka maakt hier goed gebruik van de geuren en kleuren die je overvallen, die ervoor zorgen dat je opkomende gedachten niet kunt tegenhouden. Sterke beelden. Elisabeth herinnert zich bijvoorbeeld dat ze bij het vorige bezoek aan haar vader, zo tussen Kerstmis en Nieuwjaar, ook haar jas heeft aangehouden. Een duidelijke verwijzing naar het ‘verplichte’ karakter van haar bezoeken. De piano die er staat, de ziel van het bestaan van haar vader, zal nog een belangrijke rol spelen in het verloop van de roman. De stukken waarin Elisabeth fungeert zijn alle geschreven in de derde persoon enkelvoud.

De spiegelhoofdstukken, keurig om en om – alle ook voorzien van een eigen titel, in het geheel niet irritant – zijn geschreven in de ik-vorm. De jonge Vlaamse studente Anna is in Massachusetts als uitwisselingsstudent. Ze is in Leuven afgestudeerd en wil in de VS promoveren op het werk van Emily Dickinson. Ze heeft allengs een voorliefde ontwikkeld voor de grillige gedisciplineerdheid (sic!) van haar gedichten. (Vandaar ook het motto van de dichteres: Liefde is als het leven – louter langer.) Ze heeft besloten om één studiejaar promiscue te zijn om dan terug te keren naar België en het leven te leiden dat haar ouders, haar omgeving van haar verwacht.

Het begon met een kater en een andere man, zoals in die tijd wel meerdere van mijn dagen. Het was november 1990, ik was tweeëntwintig en ver van huis.

Ze belandt in bed bij ene Bernard, niet een student van de faculteit waar zij studeert, maar van een der vier andere colleges in de ‘pioniersvallei in Massachusetts’, namelijk het Amherst College. (Sinds 2014 doceer Gescinka hier zelf. Amherst is tevens de woonplaats geweest van Dickinson.) Er is een groepje van zes studenten, onder wie Bernard, die eens in de zoveel tijd bij de charismatische professor Raymond Vernon samenkomen om te discussiëren en wijn te drinken. Een beetje a la The Dead Poets Society. Anna wordt ook een keer uitgenodigd en de vlam slaat tussen haar en Raymond direct over. Hij is meer dan veertig jaar ouder, maar het blijkt hun wederzijdse liefde van het leven te zijn. Met alle complicaties van dien.

Bernard is met betrekking tot Anna ook door de bliksem getroffen. De band die zij hebben is sterk vriendschappelijk. Na hun eerste zwaar beschonken ontmoeting is Anna een paar dagen ziek in zijn studentenkamer gebleven. Hij blijkt alles mee te hebben, is een knappe, goedgebouwde, maar bovenal heel aardige jongeman. Het had beslist iets tussen hen kunnen worden, maar er is Raymond. Tja, Anna weet het, want ze merk ergens op dat goede mensen zelden goed worden behandeld in de liefde, maar kan eenvoudigweg niet anders. Dat denkt ze tenminste, met haar jeugdige hart.

Elisabeth weet eigenlijk ook niet hoe te handelen in de liefde. Als therapeute heeft ze soms meer aan de patiënten die ze behandelt. Gescinka zet Elisabeths twijfel, haar zelfanalyse bijzonder goed neer. Het is geen sinecure om dat zo gewetensvol, zo interessant, zo invoelbaar te doen. Even gingen de gedachten uit naar de roman Een handvol sneeuw van de Duitse schrijfster Jenny Erpenbeck, die ook zo indringend heeft geschreven over hoe men iemand na de dood waarneemt en vooral welke betekenis we geven aan spullen van de overledene.

Een soort van liefde is heel zinnelijk geschreven. Alle zintuigen komen bij de personages en als het goed is bij de lezer aan bod. Er schuilt enorm veel tragiek in de laatste pagina’s als duidelijk wordt wat er echt is gebeurd. Waarom Anna zonder afscheid is vertrokken en vervolgens, gelijk Dickinson, zich van de wereld heeft afgewend, mensenschuw is geworden. Omdat het zo nuchter wordt gepresenteerd, komt het echt aan. Zo is het leven nu eenmaal. Er schuilt wel degelijk ook schoonheid in.

Het is zeer knap hoe Gescinska tegen het eind de twee verhalen heel verrassend laat samenkomen. Een eerder beschreven scène met haar vader in gezinsverband – de kat van de jonge Elisabeth is dodelijk aangereden, vader moet eigenlijk weg, maar besluit toch voor zijn dochter wat langer te blijven – krijgt een levensomvattende betekenis. Gemiste kansen, zuiver en alleen door het lot, dat nu eenmaal niet naar de hand is te zetten. Een brief van Anna die na vele decennia bij Elisabeth belandt, doet haar beseffen hoe haar vader in het leven heeft gestaan. Ze krijgt begrip voor zijn handelen, voor het achterwege laten van beslissingen, voor zijn – opnieuw gelijk Emily Dickinson – vrijwillige kluizenaarsbestaan. De volle keuze voor zijn werk. De roman heeft een overtuigend open einde. Elisabeth zou met de opgedane kennis mensen kunnen verlossen. Bernard bijvoorbeeld, of haar moeder. Maar vooralsnog ‘deelt’ ze (c.q. de schrijfster) de kennis alleen met de lezer. Dat is heel sterk. Een soort van liefde is een mooie, zeer geslaagde roman. Gescinska is een begenadigd verteller.

Guus Bauer

Alicja Gescinska – Een soort van liefde. De Bezige Bij, Amsterdam. 236 blz. € 18,90.