Wikken en wegen bij Vestdijk

Vestdijk heeft zo verschrikkelijk veel geschreven voor kranten en tijdschriften dat niet alles tijdens zijn leven kon worden gepubliceerd in boeken. Nu is een keuze (!) gemaakt uit deze artikelen in Gepassioneerd wikken en wegen, verspreide essays en kritieken, bezorgd door H.T.M. van Vliet e.a.

Dit verrast me: in het interview met Vestdijk van Bibeb zegt de auteur dat hij best onsterfelijk zou willen zijn, terwijl ik denk aan Fosca uit Niemand is onsterfelijk van Simone de Beauvoir, die uiteindelijk wanhopig graag wil sterven. Helaas vraagt Bibeb daar niet door. Er zijn nog twee interviews in het boek, die een goed beeld geven van de mens achter de auteur; zijn bescheidenheid, zijn zelfinzicht, zijn werklust.

In ‘Poëzie en norm’ heeft Vestdijk het over ‘eenvoudige’ poëzie. Hij schrijft dat men kan strijden over de schoonheid bij Gorter en Adama van Scheltema. Wat is mooier? Er zullen altijd lezers zijn die kiezen voor de tweede dichter. Maar over de vraag welke dichter eenvoudiger is, zal een communis opinio bestaan.
En dan moet je je ook nog realiseren dat er eenvoud bestaat naar de vorm en naar de inhoud. Vestdijk geeft ‘Het Uur U’ als voorbeeld: eenvoudige taal, maar moeilijke betekenis.

Wij vinden poëzie ‘schoner’ (mooier) als ze onvergelijkbaar is, zodanig dat de lezer zich moeite moet geven. Daarbij kan de dichter te ver gaan: het gedicht kan ‘óverbijzonder’ worden, hyper-individueel. Overigens kan poëzie in de loop van de tijd gemakkelijke worden. Denk aan Achterberg of Lucebert. Dat heeft te maken met gewenning en interpretaties van gevorderde poëzielezers. (Denk ook aan Rupert Sheldrake die beweerde dat oude cryptogrammen gemakkelijker waren dan nieuwe, omdat de oude al vaker waren opgelost.) Vestdijk maakt terecht een onderscheid tussen de gemiddelde lezer en de kenner. De laatste hoeft niet noodzakelijk analyserend bezig te zijn om toch de woorden van de dichter te verstaan. Hij is er meer of minder vertrouwd mee, zoals ook de geschoolde beeldende-kunst-kenner gemakkelijker zal omgaan met het werk van Piero della Francesca of Marina Abramović. De kenner, schrijft Vestdijk, hecht in het algemeen minder aan begrijpelijkheid dan de leek, die misschien zelfs zegt dat als hij het gedicht niet in één keer kan begrijpen het van hem niet hoeft. Toch prefereert de kenner ook een helder vers boven een duister vers. Maar, schrijft hij die altijd wikt en weegt: ‘is dit geen ijdel getheoretiseer? (…) Het probleem wat esthetisch het hoogst staat van de twee is dan ook vrijwel onoplosbaar.’ En:

Niet alle poëzie hoeft ‘duister’ te zijn, in een zekere aantoonbare mate; maar er bestaat geen goede poëzie, die zich bij eerste kennismaking volledig uitlevert, naar de norm der schoonheid, zomin als naar die der begrijpelijkheid.

Zo, daar kan de leek van zoëven het wel mee doen! Dit is een mooi voorbeeld van Vestdijks beschouwingen.

vestdijkNatuurlijk zijn sommige stukken verouderd, maar daarom niet minder interessant. Zo is er de beschouwing over ‘De situatie van de roman’. Vestdijk constateert in 1950 dat er bezuinigd wordt op ‘weeldeartikelen’. Dat is helaas actueel. Daar komt bij dat er sprake is van ‘oververzadiging’. Hij schrijft: ‘over een tiental jaren zullen wij misschien weten, of de huidige toestand een ‘conjunctuur-‘ of een ‘structuur-‘crisis is.’ We zijn nu ruim zestig jaar verder en de bestselleritis is alleen maar toegenomen. Vele dichtbundels halen de papiervorm niet, evenmin verzamelde essays of literaire interviews. Het is de vraag of dat ernstig is: er wordt vandaag veel meer geschreven dan vroeger en misschien is er even veel topkwaliteit als vroeger. Het kan niet allemaal worden uitgegeven, want het wordt niet verkocht en het is moeilijk te zeggen of de populaire boeken (denk aan Judas van Astrid Holleeder) het verschijnen van prominente romans verhindert. Zijn er grote schrijvers die niet worden uitgegeven? We weten het niet.

Vestdijk vermoedt dat onze taal minder geschikt is voor de grote roman dan bijvoorbeeld het Duits. Denk aan Thomas Mann.

Het Hollands is een taal voor dichters, die door de versvorm tot bondigheid gedwongen worden. Door zijn rijkdom begunstigt deze taal bespiegelingen en dromen eerder dan het uitbeelden van actie en ontwikkeling.

Dit is wat mij betreft een verbazingwekkende opvatting, waarover ik graag andere meningen wil lezen. Een kernprobleem van de roman is de verhouding tot de film. ‘Hoe bewaart men de roman voor aanhollen achter de rolprent en uitholling door dezelve?’ Maar, schrijft hij, dat is onderwerp voor een aparte kroniek, die overigens niet in het boek staat en misschien ook wel niet door hem is geschreven. Wel schrijft hij in dit boek dat de roman ‘zich uiteindelijk zal distantiëren van de film en overgaan in een genre dat is samengesteld uit louter onfilmische bestanddelen als essayistische elementen, rustige verteltrant, stilistische doorwrochtheid, stijlschoonheid, diep borende dialoog, weinig handeling.’

Een andere actuele kwestie is het engagement van schrijvers. Moeten zij geëngageerde literatuur schrijven, dat wil zeggen ‘een literatuur geboren uit doelstellingen, die haar zelve te boven gaan?’ En, meer speciaal ‘een literatuur die stelling neemt ten opzichte van de ‘noden’ (sociale, culturele, politieke, desnoods hygiënische, et cetera) van de eigen tijd.’ Literatuur is altijd in zekere zin geëngageerd. Men mag geen ‘hand- en spandiensten […] verlenen aan dogmatici.’ Gedirigeerde literatuur moet men niet willen. De schrijver behoort te kiezen voor de culturele en dus politieke vrijheid.

Een aparte afdeling is gewijd aan Nederlandse auteurs, aan actuele maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld advies inzake zelfmoord. Dit artikel geeft weer een fraai exemplaar van Vestdijks wikken en wegen. Vestdijk is een strenge denker. Zelfmoord is onmogelijk, zowel psychologisch als logisch, want zelfkennis en zelfbedrog zijn onmogelijk. ‘Wie zichzelf kent, kent iets anders dan zichzelf, dat hij alleen maar ‘zichzelf’ nóemt.’ Praktisch is het plegen van zelfmoord gemakkelijker dan sterven, maar moordenaar en slachtoffer zijn niet, al lijkt dit van wel, dezelfde. De zelfmoordenaar wil zijn lijden vernietigen, maar vernietigt tegelijk dat wat geleden heeft. Vestdijk vindt zelfmoord onzinnig en hij mag dat zeggen, omdat hij bijkans ondraaglijk heeft geleden aan de zwartste depressies. Ironisch genoeg eindigt het boek met een afdeling ‘Over zichzelf en eigen werk’ en ten slotte met een gesprek tussen Vestdijk I en II, een zelfinterview.

Remco Ekkers

S.Vestdijk – Gepassioneerd wikken en wegen. Verspreide essays en kritieken. Bezorgd door H.T.M. van Vliet, P.J.L.M. Hammann en W.A.W. van Walstein. Prominent, 340 blz. € 14.50.