Een ruim opgemaakt tussendoortje

Bij het afscheid van de Volkskrant in 1977 merkte boekenpaus Kees Fens op dat de verregaande commercialisering van de boekenwereld van de criticus een persoon maakt die achter de reclamefeiten aanhobbelt. ‘Wie uit de toon valt, is op zijn best of slechtst een dwarsligger.’ Na 15 jaar verhuist Arjen Fortuin bij NRC Handelsblad van de boeken naar de kunsten omdat hij het ‘voorhoedegevecht’ begrijpelijkerwijze mist, de opwinding die hoort bij het lezen van een gloednieuw nog te verschijnen boek.

Fortuin: ‘De rol van literatuur in de bestsellerlijsten is marginaal, in de bombarie waarmee de grote titels worden aangekondigd is de recensie slechts een voetnoot. […] Er moet een vrije ruimte zijn waar de aandacht gevestigd wordt op schrijvers die unieke dingen maken, waar lezers die niet malen om ketelmuziek nieuw literatuur kunnen ontdekken. In de literaire kritiek gaat het woord boven het getal – en alleen dat al is nog minstens veertig jaar het verdedigen waard.’

VOETNOOT!
Bij de presentatie van De dood van Murat Idrissi van bestsellerauteur Tommy Wieringa (1967) ronkte uitgever Robbert Ammerlaan de binnenflappen nog maar eens na. Hulde van The Times Literary Supplement, The Guardian en Le Figaro. Het betrof natuurlijk lof voor eerder werk, maar het straalde zogezegd af op het nieuwe boek. En passant werd Tommy door collega-schrijver en columnist Mano Bouzamour met een kleine kwinkslag uitgemaakt voor literaire God. ‘Ik weet dat je dat het liefst zelf zou zeggen, maar we zijn in beschaafd gezelschap en daarom is het beter als ik het zeg.’ Nou, nou, die durft. De reclame-oneliner over dit boek:

Na Dit zijn de namen vertelt Wieringa opnieuw een migratiegeschiedenis; een verhaal van verlangen en opportunisme, overmoed en dood.

Dat alles schept verwachtingen. Twee jonge Rotterdamse vrouwen van Marokkaanse afkomst hebben zich in het thuisland van hun voorouders laten overhalen om met een gehuurde Audi een kansarme jongen mee te smokkelen naar Europa, aangemoedigd door een paar hosselende stadsgenoten van het type loverboy. Als op de boot blijkt dat de jongen is gestikt in de achterbak, zijn de jongens binnen een mum van tijd verdwenen. Het geld dat de arme familie voor de overtocht bij elkaar heeft gesprokkeld in hun zak. De twee migrantendochters moeten maar zien wat ze met het lijk doen.

Langs de Spaanse snelwegen worden in de droge vlaktes jaarlijks honderden naamloze vluchtelingen gevonden. Erg genoeg. De dood van Murat Idrissi brengt deze kwestie voor het voetlicht. Dat is een goede zaak. Dit boek(je) heeft echter behoorlijk wat makken. Waar Wieringa normaal zijn reisverhalen juist heel verfrissend zonder veel omwegen begint, gaat hier een stuk Wikipedia-achtige geschiedenis over de Straat van Gibraltar en de Middellandse zee vooraf. Wat gedoe over de tektonische platen, de Zuilen van Hercules, het eerste getekende zeilscheepje bij Jimena, de door Feniciërs gestichte kolonie in het huidige Andalusië, de naamgever van de bekende apenrots: Tarq ibn Zijad die met een Berberleger overstak – djebel Tariq, de berg van Tarik, is verbasterd tot Gibraltar – de Engelse verovering met behulp van de Hollanders van Gibraltar, een paar regels over wereldbrand twee en na drie A-4tjes geschiedenisles kan dan eindelijk het eigenlijke verhaal beginnen.

Een verhaal dat eigenlijk nauwelijks tot leven komt door de beperkte omvang. Een uitstapje naar de oude kopman van De Bezige Bij die inmiddels reeds enige tijd zijn pensioenfonds Hollands Diep als een imprint runt van Overamstel Uitgevers? Lag er wellicht nog iets in de la? Het thema heeft potentie. Ontheemding door migratie, het nergens echt bij thuishoren. In het land van hun voorouders zijn de Nederlands-Marokkaanse meiden niet veel meer dan toeristen, in Nederland zijn ze, ondanks hun opleiding, hun paspoort, hun volledige integratie toch vooral Marokkanen.

De wind trekt aan de woorden in haar mond. […] Het bederf, de hompelaars, hun wonden, het vuil. Het was overal, het was de natuurlijke staat van alles. […] De laadklep zakt, een reep licht valt binnen als in een koningsgraf.

Best mooi, maar het sluit op een of andere manier niet aan bij de protagonisten. Je krijgt steeds het idee dat de amper 18.000 woorden – lekker ruim opgemaakt, een harde band eromheen – worden opgepompt met Wieringa’s stijl. Watermeloenen liggen langs de kant van de weg, naakt, als eieren die uit de aardbodem tevoorschijn zijn geperst. De vorm is uiteraard gedegen, de dialogen zijn wel levensecht, maar het is allemaal te mager. Wat duidelijk iets anders is dan sober. Een enkele keer is Wieringa wat uitleggerig. Hij vertelt dat de meiden nerveus zijn, dat je dat kunt horen in de hoge regionen van de lach, in de snelheid waarmee ze praten. De dood van Murat Idrissi is een voorstudie, om het niet een tussendoortje te noemen.

Guus Bauer

Tommy Wieringa – De dood van Murat Idrissi. Hollands Diep, Amsterdam. 128 blz. € 16,99.

Lees ook de recensie van Coen Peppelenbos over dit boek.