Kafka op de Wadden

Zelfs de driedelige biografie van Reiner Stach over Franz Kafka bevat nog wel lacunes. Drie van deze witte vlekken uit het leven van Kafka heeft Sipko Melissen nader onderzocht. Met de biografie van Stach in de hand plus een koffer vol brieven en dagboeken van de meester zelf, reist hij naar Merano, Venetië en Norderney om onderzoek te doen. Melissen is de auteur van een serie romans, waarin hij van bijna niks een spannend verhaal weet te maken. Hetzelfde doet hij in Kafka op Norderney: zelfs de geringste aanwijzing is voor hem bijvoorbeeld gFenoeg om de dagen in te kleuren die Kafka in september 1913 in Venetië doorbrengt. Hij ontdekt geen nieuwe feiten, maar wel levert het bezoek hem voldoende associaties op om Kafka op die plek tot leven te brengen. Zo is de glimp die Kafka – getuige een brief – in Venetië opvangt van een gondelier (‘Jetzt schaut mir ein Junge und ein schöner Gondelführer durch das Fenster herein’) aanleiding voor een intrigerend betoog over de gecompliceerde seksualiteit van Kafka.

Ook het essay over het verblijf van Kafka in Merano in het voorjaar van 1920 (hij kwam er voor zijn broze gezondheid), zit vol met wetenswaardigheden over zijn geestesgesteldheid (en zijn moeizame relatie met de vriendin van dat moment). Ook citeert Melissen uit Kafka’s brieven om daarmee het gezelschap te schetsen dat hem in dit kuuroord omringt. En passant corrigeert hij W.F. Hermans (altijd leuk om te lezen), maar hij analyseert vooral de fascinatie die Hermans voor Kafka opvatte. In Merano zag Hermans een vrouw, die hij ‘de reïncarnatie van Franz Kafka’ noemde. Dit is voor Melissen dan weer voldoende aanleiding om niet alleen de sporen van Kafka in Merano te volgen, maar ook die van Hermans.

In de zomer van 1901 bezoekt de achttienjarige Kafka, samen met een oom, het Duitse Waddeneiland Norderney – destijds een zeer populaire vakantiebestemming. In een lang essay (het pronkstuk van deze bundel) neemt Melissen de tijd om dit bezoek uitgebreid te reconstrueren. Zo reisde Kafka vanuit Praag met de trein en we volgen hem op zijn route door Duitsland, voor hij op de boot naar Norderney stapt. Melissen gebruikt die reis om een genuanceerd portret van de jonge Kafka te schetsen, waardoor de lezer een goed beeld van hem heeft als hij op het eiland arriveert. Melissen schrijft af en toe ook over zichzelf, zodat al snel een zeer gelaagd verhaal ontstaat.

Ik ga naar Norderney omdat ik zo dicht mogelijk wil komen bij de achttienjarige Franz voor wie de wereld nog helemaal openligt. Het zal mij daar beter lukken dan bijvoorbeeld in Praag, waar alle tijdlagen van zijn leven over elkaar liggen.

Melissen begint met zich te verdiepen in de geschiedenis van Norderney, waarbij één historisch feit meteen in het oog springt: Norderney verwelkomde rond 1900 wél Joden, terwijl deze niet op de andere Duitse Waddeneilanden welkom waren. Op het eiland was dan ook een synagoge. Melissen schrijft prachtig over het mistige eiland in het vroege voorjaar en de rondhangende toeristen. Tijdens zijn wandelingen zoekt hij naar aanknopingspunten met Kafka, maar die zijn er – concreet – heel weinig. Er is ook maar één brief overgeleverd, die Kafka vanaf Norderney heeft verstuurd. Dit ontmoedigt Melissen echter niet. Hij gebruikt andere correspondentie van Kafka om een genuanceerd beeld te schetsen van Kafka’s vriendschappen, vooral met zijn studiegenoot Oskar Pollak. Hij noemt deze vriendschap een voorbeeld van een ‘love-friendship’, die volgens hem geen ‘voorstadium’ hoeft te zijn van een seksuele relatie. Melissen schrijft naar aanleiding daarvan ook over andere mannenvriendschappen van Kafka, zoals die met Robert Klopstock, de vriend die hem op zijn sterfbed zou verzorgen. Zo verbindt Melissen op een knappe manier het bezoek van Kafka aan Norderney met allerlei andere onderdelen van zijn leven, die zich weliswaar niet op dat eiland afspeelden, maar die hij wel heel relevant weet te maken.

Doeke Sijens

Sipko Melissen – Kafka op Norderney. Van Oorschot, Amsterdam. 204 blz. € 19,99