Herlezen

Op mijn wc heb ik dit jaar drie scheurkalenders. Naar de wc gaan is bijna werk geworden. Ik schaaf mijn taalkennis elke dag bij met een kalenderblaadje van Onze Taal, bekijk een ironische plaat op de Zeurkalender van Peter van Straaten en daarnaast lees ik ook nog de literaire roddels en tips op Schrijven is scheuren, samengesteld door drie redacteuren van De Groene Amsterdammer. Deze week hadden ze een lijstje van vijf boeken gemaakt die je pas na je vijfentwintigste moet lezen (‘anders snap je niets van de plot / de humor / de stijl’): De slinger van Foucault, De avonden, Het rood en het zwart, Kaas en Het verdriet van België. Toen De slinger van Foucault uitkwam was ik al bijna vijfentwintig, maar die andere boeken had ik per ongeluk al gelezen voordat er een kwart eeuw op de teller stond. Foute boel dus. De kalender heeft overigens geen gelijk: je moet als lezer niks. Het is juist interessant dat je een boek op jonge leeftijd tot je kunt nemen en later nog eens.

Toen ik De avonden voor het eerst las, vond ik het een mooi, maar somber boek, waarin ik als adolescent veel herkende. Als beginnend leraar Nederlands leek het me aardig om het boek in een aantal sessies voor te lezen in een 5 vwo-klas in Leek. Tot mijn eigen verbazing moest ik het voorlezen telkens onderbreken omdat ik zelf in de lach schoot (als enige, dat wel). Die ironische laag had ik bij eerste lezing volkomen gemist, maar dat betekent niet dat mijn eerdere lezing fout was. Echte klassiekers kunnen tegen een stootje, omdat ze elke keer iets nieuws bieden.

Deze week herlas ik Het proces van Franz Kafka voor de lezingenreeks ‘Mijlpalen in de literatuur‘ die ik samen met Roos Custers geef. In weerwil van allerlei berichten over ontlezing komen daar toch altijd minimaal veertig mensen op af die geïnteresseerd en belezen blijk geven van een grote liefde voor de literatuur. Het proces is ook zo’n boek dat ik voor mijn vijfentwintigste had gelezen. Nu, zo’n dertig jaar later, vond ik het opnieuw een goed boek, maar wat ik mij niet herinnerde was dat de hoofdpersoon Josef K. – die het slachtoffer is van een absurde rechtsgang – zo’n onsympathieke figuur is. Een hautaine zak met veel dedain voor vrouwen. Toen hij aan het slot werd doodgestoken, dacht ik: net goed, maak er maar een eind aan! Vroeger was ik milder voor de hoofdpersonen.

Coen Peppelenbos

Deze column verscheen eerder in een kortere vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden  op 20 januari 2018.

(Foto via Flickr Commons)