Steeds vaker hoop ik dat iemand me vindt

Op een winterse dag gaat Matthies, de oudste zoon in een boerengezin van zes, schaatsen. Aan het ontbijt vraagt zijn tienjarige zusje of ze met hem mee mag. Matthies zegt dat ze niet mee kan, ‘omdat we naar de overkant gaan’. Daar wil zij ook graag heen. Hij belooft dat hij haar mee zal nemen als ze groter is. ‘In de deuropening draaide hij zich nog eenmaal om en zwaaide naar me, de scène die ik later in mijn hoofd steeds zou afspelen, tot zijn arm niet meer omhoogging en ik begon te twijfelen of we überhaupt wel afscheid hadden genomen.’ Dit afscheid blijkt een afscheid voor immer, want Matthies schaatst die dag tijdens de poldertoer in een wak. In het streng-religieuze gezin wordt iemand gemist over wie niet meer gesproken mag worden.

In loepzuivere, gedetailleerde zinnetjes weet Rijneveld de beklemmende, ijzige sfeer in huis te vatten: ‘Vanaf nu zou ieder bezoek langer zijn voeten vegen dan nodig was. De dood vroeg in eerste instantie om een verplaatsing, om het uitstellen van pijn.’ Vanaf die dag, twee dagen voor kerst, verschuilt de tienjarige zich zozeer in een jas dat ze zelfs aangesproken wordt met de naam Jas. Haar identiteit valt samen met de schil die ze heeft gecreëerd tussen zichzelf en de buitenwereld. Ze kan alleen nog maar ademen en bestaan met haar jas aan. In haar magische denken is ze zelf schuldig aan het verdwijnen van haar broer. Bang als ze was dat haar vader haar konijn Dieuwertje als kerstmaal zou opdienen, vroeg ze God ‘of hij niet alsjeblieft (…)mijn broer Matthies kon nemen.’

In de dagen dat Matthies thuis opgebaard ligt, gaat ze stiekem naar beneden om te kijken of hij wel echt dood is. ‘Iedere keer weer hoopte ik dat God zich bedacht had en niet naar mij had geluisterd toen ik bad om Dieuwertje te beschermen(…).Als ik nu naar beneden zou gaan, zo hoopte ik, dan lag onder het witte lijnwaad niet Matthies, maar mijn konijn.’ Ook denkt ze dat ze Matthies uit de dood kan vissen, als ze maar lang genoeg haar adem kan inhouden.

De dwangmatige gedachtes helpen Jas helaas niet. Meer en meer vervreemdt ze van haar omgeving, ondanks haar ontroerende pogingen om alles vast te houden. ‘Het liefst wilde ik iedereen binnenhouden, ze als plakjes kookworst over de ruimte in de boerderij verdelen.’ Zelfs haar ontlasting kan ze niet loslaten, wat resulteert in een opgezwollen buik, enorme pijnen en mensonterende situaties met haar vader die haar behandelt zoals hij zijn koeien verzorgt: hij wurmt met zijn vinger groene zeep naar binnen, terwijl zij haar billen uit elkaar gespreid moet houden op de bank in de woonkamer. Niemand in het gezin kijkt vreemd van op van deze toch behoorlijk ongerijmde situatie, maar als lezer voel je net als Jas op wie ‘het schaamrood zwaar als een paardendeken’ ligt, de enorme insensitiviteit en het gevoel van onveiligheid. Haar vader doet haar sowieso meer kwaad dan goed met de beangstigende taferelen die hij keer op keer oproept. Als ze gehurkt in het weiland zit, omdat ze moet poepen voegt hij haar na een paar minuten toe: ‘Als het nog lang duurt, kruipen de mollen zo via je poepgaatje naar binnen’. Juist op dit scharnierpunt van haar leven, de kwetsbare fase waarin je als kind ontpopt en uitgroeit tot een onderzoekende adolescent, benadert haar vader haar op een voor Jas verwarrende manier. Marieke Lucas Rijneveld vat Jas’ pure en onbedorven observaties in treffende beeldspraak: ‘volwassenen zijn vaker verwarrend, omdat hun hoofden als een Tetris-spelletje werken en al hun zorgen op de juiste plek moeten inparkeren. Als het er te veel zijn, stapelen ze zich op en loopt alles vast. Game over.’

Je voelt op je klompen aan dat Jas niet bestand is tegen het almaar groter wordende gevoel van gemis, dat ze niet opgewassen is tegen de hardvochtige opstelling van haar ouders en dat ze niet bij machte is om zich ook voor het geluk van haar ouders verantwoordelijk te blijven voelen.

Soms vraag ik me af of het zou helpen als we vader en moeder kopje-onder duwen in het pekelbad, als we ze opnieuw dopen ‘in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’, zodat ze een steviger vorm krijgen en langer houdbaar zijn. (…) Af en toe lijkt het me zelfs rustiger als ze voor een tijdje kopje-onder zijn, maar ik wil niet dat Obbe dan voor ons gaat zorgen, dan komt er nog minder van ons terecht en we zijn al zo weinig.

De bodem zakt langzaam onder Jas weg: ‘Steeds vaker hoop ik dat iemand me vindt. Dat iemand mij mezelf kan laten vinden en zal zeggen: koud, koud, lauw, warm, warmer, heet.’ Als lezer sta je er hulpeloos bij, met open armen om Jas op te warmen, want wat heb je met dit getormenteerde, sensitieve, onverschrokken meisje te doen dat eigenlijk alleen een konijn en twee padden als vrienden heeft. Als haar vader besluit dat het tijd wordt om haar jas uit te doen (want er wordt over gepraat in het dorp), praat Jas daarover met haar padden: ‘Ik denk dat ik net als Simson ben, alleen schuilen mijn krachten niet in mijn haren, maar in mijn jas. Zonder mijn jas zal ik slaaf van de dood worden. Snappen jullie dat?’

De debuutroman De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld komt met een mokerslag binnen en dreunt nog tijden na. In sublieme taal cirkelt deze ontwikkelingsroman om het verlangen van hoofdpersonage Jas. Verlangen naar haar oudste broer, naar begrip over de vergankelijkheid van het leven, maar vooral naar een veilig nest met ouders die niet alleen zorgen voor een natje en een droogje, maar die ook aandacht hebben voor wat er in haar hart omgaat. Vanaf het eerste hoofdstuk grijpt Rijneveld je bij je kladden met deze strak gecomponeerde roman en dompelt ze je onder in de leefwereld van de worstelende tiener Jas. Je raakt volledig opgesloten in het steeds kleiner wordende universum van dit godvruchtige gezin. Het gezinsleven is dusdanig zwaar doordesemd van rouw dat er geen ruimte is om te ademen, om te zijn. De drie overgebleven kinderen Jas, Obbe en Hanna (de drie koningen) bepotelen elkaar als dieren en voeren gruwelijke experimenten uit met dieren. De emotioneel gemankeerde ouders behandelen de kinderen als onderdeel van hun veestapel en dat verergert als ze volledig door de dood van Matthies in beslag worden genomen.

Die vader en moeder lijken veel op de ouderfiguren in de gedichten in Kalfsvlies, de terecht alom geroemde en gelauwerde dichtbundel van Rijneveld uit 2015, die ze schreef terwijl ze bezig was met deze roman. Eigenlijk resoneert die hele gedichtenbundel op weergaloze wijze na in deze roman en vice versa, waardoor het een bijzonder tweeluik is. Strofes uit Kalfsvlies waarin de beelden over elkaar heen buitelen, krijgen meer contour door de rust in de roman en bepaalde passages uit de roman krijgen nog meer kleur door de ontzagwekkende vloed aan beelden in de versregels. Zo is er het gedicht ‘Hier wordt iemand gemist’ dat de basis lijkt voor de hele roman, met zinsneden als ‘dankzij gemis draagt iedereen een zwarte regenjas’ en ‘huizen waar iemand is verloren ruiken ook anders, naar crème brülee maar dan aangebrand’. Herlezing van het gedicht ‘Verdrietveters’ verdiept het beeld van de vader. Het gedicht ‘Kleine beer’ over het verlangen naar de liefde en zorg van een moeder komt bijna woordelijk terug in de roman. Er zijn veel meer kruisverbanden, bijvoorbeeld ten aanzien van eenzaamheid, slakken, zondagse pakken, de overkant, melk met een vetkraagje, kou, scharnierpunten, kriebels, ongemak, ouders, ‘herinneringen als onderduikers die op een dag tevoorschijn komen’, ouderlingen, kauwgom, het ouderlijk huis, oma die iets zwaarwichtigs zegt, Ligakoekjes en een jas die aanblijft.

Marieke Lucas Rijnevelds roman schreeuwt door de vaart waarmee het geschreven is en door deze samenhang om herlezing, niet alleen van De avond is ongemak maar ook van Kalfsvlies. Er valt nog heel veel te ontdekken, ook bij een tweede of derde lezing, daar ben ik van overtuigd. Dan kan ook het werk van Wolkers meegenomen worden, want zijn weergaloze werk vormt een belangrijke inspiratiebron. In De avond is ongemak staat een motto uit een gedicht van Wolkers en er zijn vele inhoudelijke overeenkomsten: de allesbepalende rol van de broer die overlijdt, de liefde voor de natuur, de rol van het geloof, het losworstelen van de ouders, de fascinatie voor de dood en de (ontluikende) seksualiteit. Naast overeenkomsten zijn er echter ook tal van verschillen, want Marieke Lucas Rijneveld weet met vergelijkbare ingrediënten een heel eigen wereld te scheppen. Haar taal is creatiever en als lezer zit je meer onder de huid van de hoofdpersoon. De scheidslijn tussen fantasie en werkelijkheid is dunner, waardoor het verhaal schrijnend en tragisch is. Haar hoofdpersonage is ook minder onbarmhartig en kent meer mededogen voor ouders. Het meest in het oog vallende contrast is de fijnbesnaarde woordkeus waarmee Rijneveld haar personages vormgeeft. De avond is ongemak zet dankzij die personages van vlees en bloed aan tot nadenken over je eigen welbevinden, over je eigen huis, juist nu het voor haar personages geen prettig thuis is.

Nederland is met Marieke Lucas Rijneveld een schrijfster van formaat rijker. Ik reikhals naar haar volgende literaire werk; het is mij om het even of dat poëzie of proza zal zijn, als het verhalend maar net zo gelaagd en confronterend is en als het maar net zo rijk aan vernieuwende beeldspraak is als De avond is ongemak en Kalfsvlies.

Miriam Piters

Marieke Lucas Rijneveld – De avond is ongemak. Atlas Contact, Amsterdam. 272 blz. € 19,99.

Luister ook naar onze podcast over dit boek.