De ware uitdrukking van jeugd (2)

In het Berliner Ensemble speelde niets interessants, maar dat bleek een gelukkig toeval, want er was Susanne Kennedy’s Women in Trouble in de Volksbühne aan het Rosa Luxemburg-Platz. De Volksbühne kende ik alleen van het voorbijgaan – op weg er naartoe gooide ik de e-mailwisseling in een prullenbak, want ik hoefde het verleden niet langer mee te dragen –, het is een theater dat het midden houdt tussen een communistisch partijgebouw, een tempel en fabriek. ’s Avonds heeft de aanblik iets spookachtigs, maar op een aangename manier. Het publiek was geen spook van het verleden, het volk was afwezig; als dit het volk was, dan had het wel heel veel vrije tijd om in modewinkels door te brengen, maar het volk winkelt tegenwoordig eveneens, dus wellicht een exclusieve winkelkeuze of gewoon achteloze klasse? Maar dit is bijzaak, Kennedy’s stuk was Underground-waardig. Het duurde zo’n drie uur en ook al noemde Der Spiegel het in een verder positieve bespreking ‘publiekskwellerij’, ik heb ademloos toegekeken en het zou me niet verbazen dat Kennedy op dit moment het belangrijkste theater in Europa maakt, wat ik niet kan bewijzen want ondanks mijn liefde ga ik weinig naar het theater. Er heerst bij mij het vooroordeel dat het Nederlandse theater niks kan zijn aangezien de Nederlanders ook geen fatsoenlijke films kunnen maken.

Het was warm in de Volksbühne, ik ben volgens mij even in slaap gevallen, maar dat maakte niet uit, het stuk is surrealistisch en vermengd met de eigen slaap wordt het effect versterkt. De acteurs spreken alsof ze nagesynchroniseerd zijn, het waren bijna poppen. De mens zonder enig doel dan voortzetting van het leven – het plot draait om een vrouw die kanker heeft – is van zichzelf vervreemd, om niet te zeggen dood. Dergelijk zinloos leven kan alleen gekunsteld blijven, wat wordt benadrukt door alle kitsch; het decor leek wel een installatie. Het verlangen naar verlossing blijft, en op dat punt wordt het een wanhopig, bijna mystiek stuk. Ik zou de vertes die Kennedy toonde graag nog een keer zien, ervaren beter gezegd, maar het is onduidelijk of deze voorstelling, een co-productie met het Theater Rotterdam, naar Nederland komt. Niet iedereen was enthousiast, een paar mensen van middelbare leeftijd verlieten de zaal toen er een opsomming kwam van de bijwerkingen uit een bijsluiter van medicatie. Sommigen zouden dit kwelling noemen – mensen willen misschien liever niet geconfronteerd worden met onsentimentele ziekte en sterfelijkheid; als het moet in het ziekenhuis, maar niet in het theater – maar naar mijn idee was het profane verlichting.

De verlenging van het leven, dat wil zeggen een vernieuwing, herwonnen jeugdigheid, lijkt op zijn oude dag ook het enige ideaal van Giovanni Chierici in het toneelstuk Eeuwige jeugd van Italo Svevo (1861-1928), eind vorig jaar verschenen in De Nieuwe Toneelbibliotheek. In Nederland was alles van Svevo vertaald behalve het toneelwerk, een gemis dat nu gelukkig wordt goed gemaakt door Jaap Dieleman, Ben Hurkmans en Krijn ter Braak. Zowel bij Kennedy als Svevo gaat het in feite over vergankelijkheid, sterfelijkheid, maar nu is er komedie, het oude mannetje dat weer jong wil worden is niet zozeer vervreemd van zichzelf, als wel belachelijk. In het nawoord meldt Hurkmans dat het werd geschreven door Svevo nadat zijn naam op hoge leeftijd opeens gevestigd was door de verschijning van Bekentenissen van Zeno (1923), hij was toen begin zestig. Het plezier, de levensvreugde spat er vanaf. Giovanni mag dan wel belachelijk zijn, maar hij is ook een held, een ironische held, die net als de Zotheid bij Erasmus soms de waarheid lijkt te zeggen. Giovanni is textielhandelaar in ruste, maar een kostbare operatie door een wonderdokter genaamd Giannottini (Giovanni’s huisarts zegt dat die bezig is ‘alle oudjes uit Triëst op te ruien’), die hem wordt aangesmeerd door zijn neef, de student medicijnen Giudo – hij verdient er wellicht aan – zal hem 20% verjongen.

Hij zegt dan wel zijn ‘deugdzaamheid’ te willen behouden (‘Het zou toch een verschrikkelijke schande zijn als ik ineens als een mandril achter de vrouwen aan zou rennen’), maar alles lijkt erop dat dat een dekmantel is, hij wil zijn ‘ondeugd’ uitleven. Hij stort zich dan ook op het kamermeisje, wat scènes oplevert die wellicht gecensureerd zouden worden als het heden ten dage wordt opgevoerd. Neem deze uitspraak van Giovanni: ‘Omdat ik je meester ben mogen we veronderstellen dat ik alles met je kan uitspoken wat ik wil.’ Hij deed me trouwens denken aan de inmiddels 82-jarige Berlusconi, met nieuw haar en nieuwe tanden, iemand die volgens een Italiaanse hoogleraar geschiedenis ‘verval vreest en verafschuwt’, zo schreef Jarl van der Ploeg in een reportage in de Volkskrant, en aan wie tijdens een campagne in een tv-studio door een presentatrice werd gevraagd of de airconditioning niet te hard stond. ‘Nee absoluut niet,’ antwoordde Berlusconi, ‘misschien voor de ouderen die hier in het publiek zitten, maar ik ben jong, dus voor mij is dit uitstekend.’

De belachelijkste is Enrico Biggioni, die Giovanni’s dochter, Emma, voor zich wil winnen; haar echtgenoot is overleden na een ziekte waardoor hij aftakelde. Emma moet weinig hebben van deze Enrico, die omwille van haar de hele familie het hof probeert te maken. Een hilarische running gag is dat Giovanni, die zich aan hem ergert, telkens maar niet op zijn naam kan komen. In een gesprek met Anna, Emma’s moeder (over haar dochter zegt ze: ‘Ze is in en in goed, maar ze zit zo dicht als een vastgeroeste ijzeren deur. Daar kom je niet doorheen als je niet weet hoe.’) zegt Enrico dat hij overweegt een bord op te hangen met zijn naam erop in koeienletters zodat hij alleen maar daarnaar hoeft te wijzen opdat het gesprek niet wordt onderbroken. Giovanni merkt op dat hij een ‘oude jongere’ is in tegenstelling tot Enrico, die ‘waarschijnlijk de verkeerde kant op is geopereerd om zo belegen te raken.’ Eeuwige jeugd is ondanks de scènes met het kamermeisje uitermate geschikt voor het #MeToo-tijdperk, want het zijn de vrouwen die regeren. De mannen verliezen hun hoofd. Uiteindelijk is het natuurlijk de lust die regeert, maar de vrouw lijkt beter in de hantering ervan als wapen. ‘Wat zou de mensheid ervan opknappen als er geen seks bestond,’ zegt Giovanni op een gegeven moment.

Svevo doorzag alles en lachte erom, dat bewijst een toneelstuk als Eeuwige jeugd; vermaak over de ijdele verlangens en tussendoor flitsen waarheden voorbij. Guido, de student medicijnen, zegt: ‘Wonderlijk hoe pijn mensen mooier maakt’. Het kamermeisje Rita, dat beweert ‘dat een vrouw gezondheid geeft maar ze ook neemt.’ En natuurlijk Giovanni, die zegt dat de ‘wijze van bewegen van vrouwen een spirituele aangelegenheid is’ en dat ‘vreugde de ware uitdrukking van jeugd is.’ Soms is gelach destructief, maar het gezonde lachen, hoewel het eveneens opruimt, is het tegendeel, het verjongt, herstelt, regenereert; mijn sensatie bij het lezen van dit stuk, dat trouwens oorspronkelijk La Rigenerazione (‘De regeneratie’) heet. Twee jaar na dit stuk geschreven te hebben kwam Svevo om bij een auto-ongeluk in de buurt van Treviso, hij was op de weg terug naar Triëst na een thermale kuur in Bormio. Ironisch dat de auto in het toneelstuk een voertuig is dat ongeluk brengt, maar ook om dat ongeluk valt te lachen: een automobilist die volgens Giovanni door de stad sjeest, mensen ‘verplettert’ en daarbij zijn tong uitsteekt. Berlijn was er voor de winter, voor het afgestorvene, in het voorjaar, als de natuur weer tot leven wordt gewekt, hoop ik Triëst opnieuw te kunnen bezoeken. Mijn zus, die eens op doorreis was naar Kroatië, vond het er grijs en grauw, maar Triëst, omdat ik Svevo ken, heeft mij altijd weer opgekikkerd.

Johannes van der Sluis

Italo Svevo – Eeuwige jeugd. Vertaald uit het Italiaans door Jaap Dieleman, met medewerking van Ben Hurkmans. De Nieuwe Toneelbibliotheek, Amsterdam. 250 blz. € 12,50.

(Afbeelding: Wikimedia commons)