Heftan tattat

Soms is De Wereld Draait Door wel de moeite waard: op de momenten dat de hypes niet gevolgd worden en de carrousel aan talkshowhalftalenten even stilstaat. Dit seizoen besteedt het programma regelmatig aandacht aan het werk van Willem Wilmink. Terecht, want de man kon alles: van prachtige liedjes schrijven tot toegankelijke vertalingen van Middeleeuwse klassiekers maken. Hij gaf volgens de overlevering aanstekelijk college aan de Universiteit van Amsterdam en maakte ook uitstapjes naar de Kleinkunst Academie. In Zoals dat gaat met wonderen vertelt Arthur Japin dat hij plezier in het schrijven kreeg door Wilmink.

Soms had hij zijn accordeon bij zich en zong hij voor ons oud-Hollandse liedjes of de deuntjes uit zijn jeugd. Hij was een verlegen iemand die zich over zijn gêne heen zette omdat hij je ergens in wilde laten delen. Hij gaf strikte schrijfopdrachten, altijd met een dwingend metrum, waar ik als enige lol in had.

Op een gegeven ogenblik ging Wilmink terug naar zijn geboortegrond Twente om daar nooit meer vandaan te gaan. Wilmink schreef ook in het Twents. In De Wereld Draait Door noemde Herman Finkers een bundel van Wilmink: Heftan tattat wat letterlijk vertaald ‘hij heeft het aan het hart gehad’ is en de betekenis ‘hij heeft een hartaanval gehad’ heeft. Als Groninger die in Friesland werkt heb ik het nodige meegekregen van de twee talen in de noordelijke provincies, maar als geboren Sallander voel ik me het meest thuis waar Sallands gesproken wordt. Mijn vader en moeder spraken vroeger geen Sallands tegen ons, maar wel met elkaar. Het Drents en Twents zijn nauw verwant aan het Sallands en dus is het hele oosten mijn ware thuis al woon ik er al 25 jaar niet meer. Als Willem Wilmink in ‘Heftan tattat’ een verjaarsvisite beschrijft met de regels

En hoo is t dan noe met Bernard?
Heftan tattat! Heftan tattat!
Hee har völs te völ patat had
en doo hef e t dus an t hart had

dan kan ik daar onbedaarlijk om lachen en word ik tegelijk door een wolk van weemoed ingesloten. En die kan ik wel verklaren, maar nu even niet.

Coen Peppelenbos

Deze column verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden  op 24 maart 2018.