De angst voor het vallen

De recensente van Meander Magazine heeft moeite met de verschillende gedaanten die de ik aanneemt in de tweede bundel Kozijnen van krijt van Hanneke van Eijken. Zo vraagt zij zich af wat er aan de hand is met het meisje uit ‘Landschap’.

Ze krabt haar vacht, haar huid af
ze wil haar cellen
de heldere bellen onderhuids vinden
en ze graaft vastberaden

om geen meisje meer te zijn
wil ze haar schone kern vinden

de sneetjes zijn riviertakken
waar meisjes straks hun haren wassen
de grote dieren staan geruststellend aan de kant
met hun ronde flanken, hun donkere adem
ze wachten tot het water weer stilvalt
voordat zij drinken

er zijn touwen die uit bomen hangen
als een uitnodiging om te klimmen, te zweven
blanke zandvlaktes

schaafwonden zijn grotten in bergkammen
daar wonen apen met ingewikkelde namen, flamingo’s
vliegen langs gestolde wonden haar lichaam uit

De beeldspraak maakt het ook niet gemakkelijk. Mij lijkt het te gaan om automutilatie: het meisje wil ‘haar schone kern vinden’. Zij voelt zich kennelijk bezoedeld. Haar lichaam is het landschap. Het gedicht neemt het landschap letterlijk. De grote dieren staan om het water te wachten tot het weer rustig is. De touwen uit de bomen lijken ook te wijzen op een uitnodiging tot suïcide, maar ook om weg te zweven van de ellende. Gruwelijk zijn de ‘schaafwonden’ in de laatste strofe. Het snijden lijkt een oplossing.

En wie vraagt de recensente is de ik in ‘Geen gebrek aan motivatie’?

Ik laat me graag fotograferen, liggend
op een sofa of piano
of liever nog met twee messen, een geweer
in elke hand, een koalobeertje
op mijn arm

Eerder in het gedicht zegt de ik:

ik denk vaak aan de president van Turkmenistan
zijn boek wordt iedere avond voorgelezen
op het grootste plan van de hoofdstad
ik heb gehoord dat klanten van winkels verplicht zijn zijn naam te scanderen voordat zij betalen
er zijn leiders die iedereen hoort en die iedereen kent

ik wil ook een boek schrijven
dat iedereen leest en dat verplicht is op basisscholen
ik ben een man van vele woorden en bouwarena’s van taal
ik ben geboren om te leiden

Zulke politici bestaan. Ze zijn ijdel, narcistisch, willen aandacht en eerbied; zijn, als ze de macht hebben, meedogenloos. Poetin? Zou Baudet dat ook niet allemaal willen? Hanneke van Eijken begrijpt goed dat dat soort politici sentimenteel is (zie de hond en het koalabeertje).

De dichteres is gepromoveerd op Europees recht. Jurist en dichter: het is een goede combinatie omdat beiden scherp zijn op woorden, op precisie. Terwijl de één kaders stelt, zekerheden probeert te formuleren, wil de ander juist morrelen aan schijnzekerheden, wil vragen oproepen. De gedichten zien er op het eerste gezicht bedrieglijk eenvoudig uit, met vaak korte regels, maar de beelden zijn vreemd en ze worden nog vreemder doordat er maar liefst twee andere beelden aan worden gekoppeld.

Over een moeder schrijft ze: ‘Haar stem is een fluisterzachte doek / om in te schuilen, haar armen vormen een fort’. Mooie tegenstelling. Hier zijn de beelden niet moeilijk. Maar dan: ‘ze ruikt naar nieuwe dagen / die glinsteren als eilanden / aan de rug van een kust’. Ruiken naar nieuwe dagen, die glinsteren als eilanden aan de rug van een kust. Een zus ‘tekent kozijnen van krijt’; het zijn vluchtige pogingen tot contouren, zoals de gedichten kaders van leven zijn zo lang het duurt. Voor altijd? Hoe lang is dat? Soms maar een seconde volgens het Witte Konijn van Lewis Carroll, dat rondholt met zijn horloge. Het gedicht is ook even een deken om ons heen tegen alle pijn in de wereld en al het mogelijke gevaar.

Remco Ekkers

Hanneke van Eijken – Kozijnen van krijt, Prometheus, Amsterdam. 58 blz. €19,99.