Liefde geschiedt nu eenmaal

‘Het meisje A. Zo heette ze, zolang ze van mij was. Al op die eerste avond nam ik mezelf voor haar echte naam nooit uit te spreken. Zo zou ik haar nooit helemaal hoeven delen.’ Met deze zinnen opent Noem het liefde, de zesde roman van de eigenzinnige, originele auteur Daan Heerma van Voss. De verteller, de vierendertigjarige Tomas Wolf houdt zijn woord: in de terugblik die hij ons biedt, zal hij het achttienjarige meisje A. nooit helemaal blootstellen aan ons.

Tomas leeft met de handrem erop, tot hij meisje A. tegen het lijf loopt. Zij is zijn veertien jaar jongere achter-achter-achternichtje (de grootvaders van vaders kant waren achterneven) en op de avond dat hij haar tegenkomt, sleurt hij haar op het nippertje weg voor een voorbijrazende taxi. In de beschonken cafémenigte botsen ze vervolgens weer op elkaar. Vanaf dat moment kantelt Tomas’ perspectief en komt zijn leven op losse schroeven te staan. Alles wat hij wil is met haar in bed liggen, een eigen universum creëren, ‘met eigen natuurwetten, eigen wonderen, eigen raadsels’. Met helium in zijn kop telt alleen nog het heden. En dat terwijl hij jaren geleden de liefde heeft afgezworen, vanwege de diepgewortelde angst om zijn geliefde teleur te stellen. Al jaren bevindt hij zich in de wachtkamer: hij schrijft geen scenario’s meer (terwijl hij als jonge, veelbelovende twintiger een Kalf won), slikt pillen sinds het overlijden van zijn ouders en ziet enkel zijn grootmoeder en een vriend die hij van zijn ouders heeft geërfd.

Deze veel oudere, filosofische en ernstig zieke vriend Adriaan de Ridder stelt na een aantal weken een experiment voor. Tomas moet in een logboek alles boekstaven wat hij en meisje A. meemaken en alles opschrijven wat hij daarvan denkt. Adriaan wil zien wat hij ziet, nog één keer voelen wat hij voelt. Hij zal zich vanwege zijn ziekte immers nooit meer op het punt in het leven bevinden waar Tomas staat: aan het begin van een relatie, in de beginfase. Tomas twijfelt: is het wel ethisch? Adriaan vindt dat een oninteressante vraag en weet hem over te halen door het te doen voorkomen als werk. Tomas is scenarist, heeft geen opdrachten en geen geld en een scenarist schrijft voor geld. Eén en één is twee. Tomas gaat overstag, omdat hij Adriaan niets kan weigeren.

Wie weet zou dit onze laatste weddenschap zijn, het laatste beetje spel. Het was geen liefdadigheid, zei ik tegen mezelf, ik gooide niemand waardigheid te grabbel, ik deed niets verkeerd. Het meisje A. wilde van mij leren, ik zou van haar leren, en Adriaan zou weer van ons leren. Allemaal winnaars. Aarzelend schudde ik zijn hand, maar ik bedankte voor het voorschot, dat was mijn eer te na. Hij glimlachte bij het woord ‘eer’ en stak zijn wandelstok triomfantelijk in de lucht. Ik kon er niet omheen: vanaf dat moment was ik een dubbelagent in de liefde.

Die vraag naar de ethiek vormt de kern van deze intrigerende roman. Hoe oprecht is een liefde, als je die liefde van meet af aan onderzoekt, bevraagt? Staat dat beschouwen niet haaks op het je met huid en haar overgeven aan de ander? Heerma van Voss cirkelt in deze roman op bewonderenswaardig lichtvoetige wijze en in een subtiele stijl rond alle clichés van de liefde, zonder zélf te vervallen in die clichés. We zijn getuige van de queeste die Tomas onderneemt. Zoals het een goede, ridderlijke queeste betaamt, is er niet alleen een object dat gezocht wordt, in dit geval een geliefde (of zoals Adriaan het verwoordt: Lacans objet a: het onbereikbare object van verlangen). Tomas ondergaat ook een louterende ervaring tijdens zijn zoektocht: hij vindt zijn wil en zijn hoop terug. Adriaan draagt zorg voor de filosofische bespiegelingen over het leven en de liefde door stil te staan bij uitspraken van Popper, Shakespeare, Camus, Kierkegaard, Lacan en Schopenhauer. Die passages zetten ons aan tot reflecteren over onze eigen ideeën over liefde. Verlang je eigenlijk niet altijd naar iets onmogelijks, naar een idee? Is de behoefte om liefde te ervaren belangrijker dan de geliefde? Is het (ook) een verlangen om zelf te veranderen? Of is het zoals Tomas verzucht: ‘Meer nog dan dat ik haar wil, zou ik haar willen zijn.’ Is liefde hetzelfde als zelfverlies?

Noem het liefde speelt een geraffineerd spel met de lezer, net zoals Tomas en meisje A. spelletjes met elkaar spelen. Terwijl Tomas langzaamaan, al schrijvend in zijn logboek voor Adriaan, de regie over zijn leven terugkrijgt, voelen wij ons echter meer en meer ontredderd. Wat heb ik eigenlijk over voor mijn significante ander? Wat maakt het dat ik van diegene houd? Hoe komt het dat ik niet kan omschrijven waaróm ik van diegene houd? Ook na twee keer lezen blijft het lastig om te benoemen wat de liefde tussen Tomas en meisje A. vormgeeft. Dat is te danken aan de scherpzinnige en subtiele stijl van Daan Heerma van Voss: de essentie glipt steeds als zand door je vingers.

De ingenieus gestructureerde roman laat zich niet goed in een korte samenvatting vangen. Er zijn vier delen, vijftig hoofdstukken. Tomas schrijft een verhaal in een logboek waar wij enkel flarden van meekrijgen. Er zijn veel rijke, intertekstuele verwijzingen naar films, filosofen, auteurs, muziek (allemaal terug te vinden op de site van Heerma van Voss). De verhaallijn rondom de story-telling goeroe Robert Mc Kee intrigeert, omdat Heerma van Voss diens oneliners over een doorwrocht verhaal in een dubbel ironisch frame plaatst: hij laat de man van zijn voetstuk vallen bij Tomas en hij maakt gehakt van diens dogma’s door ermee te dollen in de verhaallijnen van zijn roman.

Maar wat zegt dat alles over de essentie van de roman? De essentie van Noem het liefde is een leeservaring die onherroepelijk iets met je doet. Die je laat mijmeren over dé liefde en die je aan het twijfelen brengt over je eigen rotsvaste overtuigingen. Er zijn te veel interessante verhaalelementen (o.a. over Tomas’ familie en zijn eigen verleden) die ik hier niet wil prijsgeven, omdat ze die bewuste ervaring teniet zullen doen. Zo’n samenvatting zou bovendien lijken op het ontleden van een overleden dier terwijl je het over de pracht van dat eens levende wezentje wilt hebben. Je snijdt het open, legt alle organen bloot, kunt alles prima aanwijzen en benoemen, maar de ziel is eruit. Tomas’ orakelende grootmoeder verwoordt het wellicht het beste als Tomas haar vraagt naar haar liefde voor haar man:

Vragen naar het waarom heeft helemaal geen zin. Liefde geschiedt nu eenmaal, de enige keuze die wij kunnen maken is: de liefde volgen of haar negeren. (…) Liefde is een geheim, lieve jongen. En het is steeds weer aan andere mensen om het te proberen te bewaren.

Miriam Piters

Daan Heerma van Voss – Noem het liefde. De Bezige Bij, Amsterdam. 272 blz. 19,99.

(De roman ligt vanaf 16 mei in de winkel.)