Moren, ridders, monniken en edelvrouwen

Historische romans hebben een wat belegen reputatie in het Nederlandse taalgebied, wellicht omdat er in het verleden net iets te veel veredelde jongensboeken het daglicht zagen. In andere Europese landen ligt dat anders. Zo wordt het genre bijvoorbeeld in Spanje zeer ernstig genomen: de boeken van pakweg de gevierde auteur Arturo Pérez-Reverte gaan er als zoete broodjes over de toonbank. Sinds 2003 werd hij zelfs opgenomen in de prestigieuze Real Academia Española, die over het welzijn van de Castiliaanse taal moet waken.

Misschien is het door zijn band met Spanje dat Miquel Bulnes (°1976), die eerder al over de Spaanse burgeroorlog schreef in Het bloed in onze aderen, de historische roman omarmde en met Reconquista een vuistdik, barok, zeer on-Hollands boek schreef – als we tenminste A.F.Th. van der Heijden even buiten beschouwing laten. Wat er ook van zij, het is zeker een gedurfde keuze om af te wijken van de literaire mainstream en eens géén autobiografische, introverte, pietepeuterig minimalistische roman te componeren, maar ongegeneerd te kiezen voor weelderige overdaad.

Reconquista speelt zich af in het Spanje van de elfde eeuw na Christus, waar koning Alfonso de krachten van Castilië, León en Galicië bundelde om de islamitische taifa’s of stadsstaten in het zuiden van het Iberische schiereiland aan te vallen. Dat deed hij niet in de eerste plaats ter wille van het christelijke geloof, maar ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Bulnes toont met zijn nauwgezet historisch gedocumenteerde verhaal ten overvloede aan dat het beeld van de reconquista, zoals de herovering van Spanje op de Moren wordt genoemd, als een eerbare strijd voor geloof en vaderland, een mythe is: veldslagen werden vooral om opportunistische redenen uitgevochten (‘Oorlog op het schiereiland is immers een brede term, een relatief begrip en de beschrijving van een ogenblik’). Ook toen waren er bovendien grote verschillen tussen Castilianen, Galiciërs, Basken, Catalanen en de andere bevolkingsgroepen op het Iberische schiereiland. De Spaanse natiestaat die pas eeuwen later uit die regio’s ontstond, was dus een constructie, en geen van Godswege definitief vastgesteld gegeven, hoe hardnekkig dat beeld ook in stand werd gehouden door Franco en nu nog door Mariano Rajoy.

Interessant is ook het contrast tussen de eerder gematigde Andalusische moslims, die het niet al te nauw nemen met het verbod op alcohol en zich graag vermaken met muziek, dans en poëzie, en de strenge Almoraviden, die van de Maghreb oversteken om hun geloofsgenoten bij te staan in de strijd tegen de Castilianen, maar natuurlijk ook graag voet aan wal zouden krijgen in Andalusië. Het beeld dat zowel fanatieke voor- als tegenstanders van de islam ons voorhouden, alsof die godsdienst een monolithisch blok is, wordt hier ook onderuitgehaald.

Tegen de achtergrond van steeds wisselende allianties en voortdurend verraad – zowel de christelijke koninkrijkjes in het noorden als de islamitische stadsstaten in het zuiden voerden immers ook heel vaak onderlinge oorlogen – schetst Bulnes een aantal complexe verhaallijnen. De lange bijlage achteraan in het boek waarin de vele personages worden opgesomd en de stambomen van de belangrijkste vorsten zijn dan ook geen overbodige luxe. Hoofdpersonages zijn onder meer monnik Pius, die de biecht moet afnemen bij de stervende edelvrouw Teresa en op die manier een duister geheim van de kloosterorde van Cluny ontdekt, de Castiliaanse ruiter Eloy Peláez, de Mozaraab Cayetano enzovoort – het zou ons veel te ver leiden om de plot te behandelen.

Dit is dus plot-driven prose, zoals het in Engelstalige landen wordt genoemd: de nadruk ligt duidelijk op de plot en de compositie en Bulnes zorgt ervoor dat hij voortdurend vaart houdt in zijn verhaal. Daarvoor gebruikt hij een aantal klassieke technieken: bijna elk hoofdstuk eindigt wel met een cliffhanger (‘Het is altijd ons diepste en gevaarlijkste geheim geweest, maar ik kan het je nu wel vertellen…’) en de auteur voert massa’s dialogen en actiescènes op. Het nadeel daarvan is dat de stijl wat op de achtergrond geraakt: er staan weinig echt memorabele zinnen in Reconquista, met uitzondering van de Mozarabische poëzie die Bulnes graag citeert (‘Wijnschenker, blijf mijn glas bijvullen, want de oostendwind is reeds opgestaan en de ochtendschemering heeft de teugels van onze nachtelijke reis doen afdwalen. De witte kamfer van de dageraad verwelkomst ons, nu het zwarte barnsteen van de nacht ons heeft verlaten.’)

Jazeker, dit boek leest als een trein, om een gigantisch cliché nog maar eens van stal te halen. Je kunt je echter afvragen of dat wel een compliment is, want Reconquista nodigt precies om die reden niet echt uit tot slow reading. Het ontbreekt wat aan weerhaken in dit boek, aan passages die je opnieuw wilt lezen of langzaam wilt proeven. Op geen enkel moment voel je de neiging om deze roman even weg te leggen en te laten bezinken. Als een boek al moet lezen als een trein, laat het dan een boemel zijn die langzaam door het landschap tuft en regelmatig stopt bij een verlaten stationnetje in the middle of nowhere, geen hogesnelheidstrein die je zo snel mogelijk van A naar B brengt. Laat deze laatste overweging u er echter niet van weerhouden om Reconquista te lezen als u gewoon zin hebt in een spannend, meeslepend verhaal, want daar is in wezen niets op tegen.

Daan Pieters

Miquel Bulnes – Reconquista. Prometheus, Amsterdam. 752 blz. € 24,99.