Een aardig binnenschip

Een van de grootste misverstanden over literatuur is dat hermetische boeken per definitie diepzinnig zouden zijn, terwijl toegankelijk werk automatisch oppervlakkig is. Niets is minder waar: er zijn onbegrijpelijke boeken geschreven met de diepgang van een waterfiets. Probeer maar eens uw gezicht in de plooi te houden bij het lezen van Mulisch’ De compositie van de wereld, de poging van de onsterfelijke schrijver om een alomvattende wereldformule te bedenken die de hele kosmos in zich draagt. En omgekeerd heeft de gevierde K. Schippers ogenschijnlijk doodeenvoudige gedichten geschreven die een mens aan het denken kunnen zetten, zoals het tweeregelige ‘Bij Loosdrecht’:

Als dit Ierland was,
zou ik beter kijken.

Maar dit geheel terzijde, want Schippers kan dus weer een titel toevoegen aan zijn indrukwekkend lange oeuvre. De jongste telg, Straks komt het, wordt nadrukkelijk als een roman gepresenteerd en hoort dus niet thuis in de categorie van de verhalen en beschouwingen. Dat is opvallend, want het boek bestaat uit meerdere delen die vaak los van elkaar kunnen worden gelezen. Het bevat bovendien een drietal associatieve verhaallijnen die ook niet meteen veel met elkaar te maken hebben. De narratieve structuur van deze ‘roman’ is op zijn zachtst gezegd niet erg strak gecomponeerd.

De interessantste hoofdstukken van Straks komt het gaan over de reizen die de ik-persoon maakt in het spoor van de Duitse kunstenaar en auteur Kurt Schwitters (1887-1948), een figuur die Schippers merkelijk sterk fascineert: ‘Hij hief de grens op tussen de officiële kunsten en het leven van alledag. Als ik iets heb geprobeerd is het om daarmee verbonden te blijven, misschien alleen dat.’ Naast Hannover doet de ik-figuur drie eilanden aan waar Schwitters zich tijdens zijn leven ophield: Rügen, in de Oostzee bij de Duits-Poolse grens, het Noorse Utøya, op de vlucht voor de nazi’s die weinig begrip hadden voor Schwitters’ ontaarde kunst, en na de invasie van Noorwegen ten slotte Groot-Brittannië, meer bepaald Londen en het Lake District.

Schwitters verhaal wordt geregeld onderbroken voor autobiografisch geïnspireerde herinneringen aan de bevrijding, gezien door een jongen van een jaar of negen. Amsterdam ontwaakt na de ellende van de bezetting, er zijn weer Amerikaanse films te zien en jazzplaten te horen, en twee belhamels proberen wat bij te verdienen in de stad door naar muntjes te graven of zich aan te bieden voor klusjes. Dat ze tijdens hun zwerftochten door de stad weleens vrij choquerende zaken te zien krijgen, vinden de jongens haast griezelig normaal:

Een vrouw houdt het lange haar op de kar omhoog. Het wordt door een man afgeknipt. Dan doopt de man een kwast in een pot rode menie en verft een hakenkruis op haar kale hoofd.
‘Waar haalden ze die tondeuse zo gauw vandaan,’ vraagt mijn broer.

In Schippers’ herinnering gaan de beelden van die tijd gepaard met de muziek van het American Songbook, de jazz en lichte muziek uit de gloriejaren voorafgaand aan de rock-n’-roll. Er staat dan ook een reis naar New York op het programma, om onder meer de belangrijkste verblijfplaatsen van George Gershwin te bezoeken. Of Schippers’ nostalgische ontroering overslaat op de lezer, is echter wellicht afhankelijk van de affiniteit die die laatste heeft met zulke muziek.

Het is frappant dat Schippers nadrukkelijk leentjebuur speelt bij andere kunstvormen, meer bepaald muziek, beeldende kunst en fotografie, want er zijn nogal wat foto’s afgedrukt. Een voordeel van die aanpak is dat hij zijn eigen blik (en die van de lezer) verruimt, maar het geheel wordt daardoor nogal wijdlopig en richtingloos. ‘Herinneren is tasten naar wat je maar deels hebt gezien,’ schrijft Schippers, en we willen hem graag geloven, maar iets meer focus had wel gemogen. Kortom, als we de diepgangmetafoor even doortrekken, is dit boek geen waterfiets of olietanker, maar een tussencategorie. Een aardig binnenschip, bijvoorbeeld.

Daan Pieters

K. Schippers – Straks komt het. Querido, Amsterdam. 256 blz. € 20.