Volgens Neerlandicus Peter Altena is de beschuldiging van emeritus hoogleraar Jan Just Witkam dat Jaap Goedegebuure plagiaat pleegde pure ‘laster’. Witkam schreef een recensie over de Kellendonkbiografie in het blad Mare van de Leidse universiteit. Daarin zegt hij dat Goedegebuure de inventaris van André Bouwman en Ernst Braches gebruikt heeft zonder die te noemen:

Goedegebuure citeert wel veel stukken uit dat archief, maar nergens vermeldt hij dit onmisbare overzicht van Bouwman en Braches. Ik noem dat gappen – in academia bestaat daar het deftige woord plagiaat voor.

Zoals uit het plaatje hierboven blijkt, noemt Goedegebuure wel degelijk het werk van Bouwman en Braches.

Peter Altena reageerde op Tzum:

Het is jammer dat je dit soort onzin een podium geeft. In noten verwijst Goedegebuure naar het Kellendonk-archief, ook is er een verwijzing naar de gedrukte inventaris. Mij lijkt dat je laster herdrukt.

Witkam schreef wat verongelijkt in het stuk op Mare:

Kennelijk hoefde Goedegebuure in de ijle lucht van zijn professorale werkkamer in Leiden geen verwijzingen te geven naar het onmisbare voorwerk van Bouwman en Braches. De professor staat immers ver verheven boven producenten van voetnotenmaterie. Hij beschrijft ideeën en verbanden en kan de lettervretende ambachtslieden gemakkelijk negeren. Het is vaker vertoond, ik kan er van meepraten.

Blijkbaar hoeft een recensent van Mare, zelfs al is hij emeritus hoogleraar in de ijle lucht van zijn professorale werkkamer, een boek ook niet meer goed te lezen.