Goede diepe Amerikaanse slaap

Kwam hij op of ging hij onder? De jonge, mooie vrouw, die het hoofdpersonage is in Ottessa Moshfeghs roman Mijn jaar van rust en kalmte, heeft geen idee. Ze is in juni 2000 begonnen aan wat ze zelf een winterslaap noemt. Ze wil zich maandenlang verre houden van alles wat haar verstand kan prikkelen, haar jaloers of bezorgd zou kunnen maken. Herkenbare eenentwintigste-eeuwse vervreemding, maar droogkomisch opgediend als in een Monty Python-sketch.

Zoals het in onze tijd vrijwel of geheel onmogelijk is in het niets te verdwijnen, spoorloos te zijn, heb je ook heel wat middelen nodig om een staat van geestelijke afzijdigheid te bereiken en in stand te houden. De 26-jarige New Yorkse, levend in de Upper East Side van Manhattan, dus in de veelbezongen city that never sleeps, grijpt elke slaapmiddel of aanverwant medicijn aan om weg te kunnen zinken in vergetelheid en de maalstroom van haar gedachten te blokkeren. Goede diepe Amerikaanse slaap.

De vrouw heeft op het eerste gezicht weinig te klagen: ze woont waar veel aardbewoners ook wel zouden willen wonen, is net afgestudeerd, heeft een baan bij een hippe kunstgalerie (‘Ik was fashion candy. Hip decor. Ik was zo’n bitch die je achter een bureau zat te negeren als je binnenkwam’) en beschikt over geld uit een erfenis om zich veel te kunnen permitteren. Tel daar haar aantrekkelijke verschijning bij op en je hebt het uitdagende uitgangspunt van dit even grappige als tragische boek. Wat kan iemand in deze omstandigheden zo wanhopig maken dat ze zich vol wil stoppen met massa’s pillen, die ze via een al even uit de realiteit losgezongen psychiater, dr. Tuttle, verkrijgt. Ja, wat heeft een mens in een westerse welvaartsstaat überhaupt te klagen, maar dat is natuurlijk alleen het materiële verhaal.

Mijn jaar van rust en kalmte, geheel geschreven als een terugblik, dus in de verleden tijd, en opgedeeld in acht lange tijdsperioden, fileert schijnbaar achteloos, maar zonder genade onze hele westerse manier van denken en doen.

Ze was met een hele verzameling grote papieren boodschappentassen van verschillende warenhuizen aan komen zetten, tassen die ze ongetwijfeld had bewaard voor het geval ze spullen moest vervoeren in iets wat haar goede smaak zou uitstralen en wat zou bevestigen dat ze een gerespecteerd lid van de samenleving was omdat ze geld had uitgegeven.

De vrouw met de grote slaapbehoefte, kijkt eindeloos naar films, soms tientallen keren achter elkaar, houdt zich vast aan de licht anarchistische, maar zonder uitzondering opgewekte filmrollen van haar idool Whoopi Goldberg, blijft in leven met junkfood uit zo’n onbestemde, vervuilde buurtwinkel, geëxploiteerd door altijd aanwezige, maar nooit geïnteresseerde Egyptenaren, drinkt sloten koffie en is na al die activiteit vooral heel moe. Te moe om wat langer naar buiten te gaan, de wereld te verkennen, doelen te verwezenlijken, met andere mensen om te gaan, kortom om te leven.

Natuurlijk is ze bij de galerie ook niet te handhaven, ze kakt er met satanisch genoegen tussen de opgezette beesten van een kunstinstallatie, gemaakt door ene Ping Xi, die volgens sommige kunstrecensenten de nieuwe Marcel Duchamp is. Alleen de anorectische Reva, die jaloers is op haar broodmagere vriendin, blijft haar steeds opnieuw bezoeken.

Ik was altijd opgelucht en geïrriteerd tegelijk als Reva plotseling opdook, zoals je je voelt als iemand je stoort terwijl je zelfmoord aan het plegen bent. Niet dat het zelfmoord was wat ik deed. Eigenlijk was het juist het tegenovergestelde van zelfmoord. Ik hield een winterslaap uit zelfbehoud. Ik dacht dat het mijn leven zou redden.

Moshfeghs roman, 238 bladzijden over een vrouw die alleen maar wil slapen, mag je een huzarenstuk noemen, want het absurdistisch nihilisme verveelt geen moment. Het boek stipt en passant bovendien nog een veelheid van maatschappelijke thema’s aan, niet in de laatste plaats de commerciële leegheid van onze tijd. Maar je zit het allemaal grijnzend te ondergaan als ze weer eens een handvol pillen wegspoelt met het een of andere hippe drankje. En dan kent deze zwart-humoristische roman ook nog een verrassend tijdgebonden slot, als een kort renaissance-moment van mens en maatschappij.

André Keikes

Ottessa Moshfegh – Mijn jaar van rust en kalmte. Vertaald uit het Amerikaans door Lidwien Biekmann en Tjadine Stheeman. Hollands Diep, Amsterdam, 238 blz. € 21,99.