Portret van een president

Veelschrijver Auke Hulst schrijft in alweer zijn zesde roman over Richard Nixon, een buitenbeentje in de presidentiële geschiedenis van de Verenigde Staten. Die verrassende keuze levert een vlotgeschreven, uitermate geslaagd psychologisch portret op van deze omstreden, door het Watergateschandaal in ongenade geraakte figuur.

Schrijven over een politicus wiens leven zo goed is gedocumenteerd als dat van Richard Nixon brengt de nodige valkuilen met zich mee, want hoe voeg je als schrijver iets toe aan de overbekende gegevens en hoe vermijd je een opsomming van niet altijd even sprankelende politieke gebeurtenissen? Hulst heeft er in elk geval geen biografische roman van gemaakt. Maar het is ook geen ‘actuele historische roman’ geworden, zoals de achterflap aangeeft, want daarvoor speelt het verhaal zich toch echt af in een te recent tijdperk, al is Nixons voortdurende boosheid dan wel weer actueel. Nee, het is in de eerste plaats een psychologische roman geworden waarin Hulst op kunstige wijze biografische elementen verweeft.

De roman bestaat uit drie aktes: de voorjaarsdag in 1970 dat Nixon bij het Lincoln Memorial het gesprek aangaat met een stel hippies, de herfstdag in 1960 dat hij in afwachting van de uitslag van de door hem verloren presidentsverkiezingen een uitstapje naar Mexico maakt en ten slotte de zomerdagen in 1974 dat hij zijn aftreden bekendmaakt. Die opzet pakt uitzonderlijk goed uit en eigenlijk kan dat gezegd worden over alles aan deze roman.

Het schijnt dat Nixon tot het begin van 2017 zowat de meest antipathieke president was in de Amerikaanse geschiedenis, maar toch roept Hulsts portret vooral sympathie op. De in een weinig welvarend milieu geboren Nixon vormt qua afkomst een uitzondering in de lange lijst van presidenten die de Verenigde Staten hebben gekend. Als een rode draad door het verhaal loopt een minderwaardigheidscomplex dat iedereen die zijn milieu is ontstegen zal herkennen. Nixon schopt flink tegen de in weelde geboren Kennedy aan, maar wekt tegelijkertijd de indruk jaloers te zijn op diens voorsprong in het leven en met name op de charme die hijzelf compleet ontbeert. Zelfs wanneer hij herhaaldelijk tekeer gaat tegen joden kreeg deze lezer eerder het gevoel dat hij daarmee zijn afkeer van de elite tentoonstelt dan dat het om uitgesproken antisemitisme gaat. Ook de tot over het graf reikende invloed van zijn strenggelovige moeder en zijn twee vroeg gestorven broers zorgt ervoor dat Nixons minder aangename karaktereigenschappen verklaarbaar en dus begrijpelijk zijn.

In de mooie, nooit overdadige landschapsbeschrijvingen is de reisschrijver te herkennen, al projecteer ik nu mogelijk het feit dat Hulst eerder dit jaar de VPRO Bob den Uyl-prijs won voor het reisboek Motel Songs op deze roman. Toch is het niet moeilijk om met Nixon mee te genieten als hij in een opwelling bovenop een berg belandt en het volgende ziet:

De vallei droeg littekenweefsel van asfalt, de stad flakkerde diabolisch op in de aanzwellende duisternis en gebundeld zoeklicht priemde de hemel.

Hulst maakt dus mooie zinnen, maar hij is godzijdank geen mooischrijver, want hij heeft wel degelijk een verhaal te vertellen, iets waaraan het in romans van vaderlandse bodem waarin de schrijfstijl of vorm centraal staat nogal eens ontbreekt. Zoeklicht op het gazon is met gemak Hulsts meest toegankelijke roman geworden, meer nog dan het autobiografisch getinte Kinderen van het ruige land, en aardser dan zijn andere fictietitels. Hier gaat hij een breed publiek blij mee maken. Het boek schreeuwt overigens om een vertaling in het Engels.

Lucas Zandberg

Auke Hulst – Zoeklicht op het gazon. Ambo|Anthos, Amsterdam. 190 blz. € 20.

(Foto boven – President Nixon, with edited transcripts of Nixon White House Tape conversations during broadcast of his address to the Nation: National Archives & Records Administration, publiek domein)