Een zekere vorm van narcisme

Bloemlezingen, we zijn er hier dol op. Je bent in één klap bij, je leest eens iets waar je anders niet eens naar omgekeken zou hebben, je wereld wordt weer een stuk groter, en dan is er nog het oud-Hollandse gezelschapspel ‘zoek wat ontbreekt en maak je daar zeer druk over’, maar eerst zijn er nog de intens moeilijke dagen waarin beslist moet worden of voorafgaand aan lezing de verantwoording van de samenstellers wordt gelezen – waar iets voor te zeggen is, want dat geeft houvast en biedt een leidraad, maar heeft als nadeel dat je met een gekleurde bril op aan het lezen slaat. Voordeel was in dit geval dat ik nog nooit had gehoord van Nina Polak en Joost de Vries en zou dus blanco kunnen beginnen, maar door een moment van opmerkzaamheid – ik liet tijdens de borrel mijn blik achteloos over het achterflap gaan – wist ik wel dat ze meewerken aan respectievelijk De Correspondent en De Groene Amsterdammer.

Verder verzet leek zinloos, de toon was gezet, en welgemutst sloeg ik de inleiding op. Dat had ik beter niet kunnen doen, maar zoals Žižek ooit eens opmerkte, het kan ook Foucault zijn geweest of hoe heet die ene schrijver ook alweer met die rare achternaam, ik kan in deze chaos niets terugvinden, wat we nodig hebben is een allesoverkoepelend systeem – I must create a system, or be enslaved by another man’s -, zoals een denker dus ooit eens opmerkte nemen gedane zaken geen keer en las ik hoe de islamitische aanval op het westen van elf september 2001 Michael Zeeman en de aanval op Charlie Hebdo Marijke, pardon: Marjoleine de Vos inspireerde tot een essay, maar dat die twee stukken, beide hier opgenomen, zeer van elkaar verschillen. Toch zijn er ook overeenkomsten, waaronder een zekere vorm van narcisme; meer deelnemers hebben hier last van, de auteur staat centraal, het onderwerp lijkt bijzaak. Dat leidt weer tot bespiegelingen over wat het essay nou eigenlijk is, niet geheel onbelangrijk, een bloemlezing samenstellen is voor alles selecteren en dus weglaten, een heldere omschrijving van het thema is dan van levensbelang.

Hier komen Polak & De Vries niet helemaal uit, ze denken wel een heldere scheidslijn te kunnen trekken tussen essay en column, maar nemen een – nogal zouteloze – aflevering op van De Speld, terwijl van Thomas Heerma van Vos een – vermakelijke – autobiografische schets is opgenomen en van Karin Amatmoekrim een kort verhaal dat eerder thuishoort in een bloemlezing van korte verhalen. Nog even afgezien van de mededeling in het alfabetische overzicht van uitverkoren essayisten dat zij werkt aan een biografie van Anil Ramdas, terwijl ik toch gezworen zou hebben dat ze bezig was met een geschiedenis van Suriname, zonder dat wordt uitgelegd hoe dat zit. Daar zou ik graag eens een essay over willen lezen.

Een echte uitdaging is dat de essays allemaal uit de nog zeer jonge eenentwintigste eeuw moeten stammen, niet omdat er te weinig zou zijn om uit te kiezen, integendeel, neem je de definitie zo ruim als De Vries & Polak doen dan is er een enorme overvloed voorhanden, en dan beperken ze zich ook nog eens zeer ouderwets tot een beperkte vijver, waarover later meer. Het vervelende is alleen dat we nog middenin de tijd zitten waar de essays in verschenen en dus lastig afstand kunnen nemen, zodat het vrijwel onmogelijk is tijdloze grootsheid te onderscheiden van voorbijgaand gebabbel, al kan enige praktische zin daarbij van pas komen. Het rabiate racisme van Anousha Nzume – pseudoniem van Anna Steijn – is vanwege de inhoud verwerpelijk, maar ook nog eens bijzonder slecht geformuleerd. Dat verzin ik niet zelf, dat hebben talrijke andere denkers vastgesteld. Zo repte Elma Drayer – hoewel ze voor Trouw schreef en nu verbonden is aan de Volkskrant niet opgenomen – van ‘een product uit het giffabriekje dat identiteitspolitiek heet’. Wellicht dat Drayer vanwege dat soort opmerkingen niet mag meedoen, ik weet het niet en in de inleiding wordt er niets over gezegd.

Essayessay
In de verscheidenheid die hier wordt aangeboden valt een subcategorie te ontwaren die ik bij deze het ‘essayessay’ doop, een oermodel van het essay, te herkennen aan de vorm, waarin een actueel onderwerp, kan van alles zijn, webcamseks bijvoorbeeld, ik noem maar wat, aan een analyse wordt onderworpen onder het aanroepen en citeren van andere schrijvers.

In zijn dystopische klassieker, The Managerial Revolution (1941), introduceert de Amerikaanse politicoloog James Burnham het concept ‘gecontroleerde democratie’. Volgens hem zullen de Europese burgerdemocratieën in de tweede helft van de twintigste eeuw ‘min of meer ongemerkt en stapje voor stapje’ worden overwoekerd door bureaucratische netwerken die achter de schermen, ver verwijderd van electoraat en publiek debat, de werkelijke beslissingen nemen. Terwijl de reële democratische volksinvloed daardoor verdwijnt, verwacht Burnham nadrukkelijk niet dat de Europese staten ook in naam zullen worden opgeheven. ‘De vele landen die feitelijk worden opgeheven zullen in naam blijven bestaan; ze kunnen als bestuurlijke subdivisies blijven functioneren, maar hebben geen soevereiniteit meer.’ Ook zullen er verkiezingen blijven; die geven de managers immers inzicht in de preferenties van de consument-burger terwijl ze bovendien aan mogelijke tegenkrachten een uitlaatklep bieden. Burnham voorspelt dus politiek theater in de vorm van schijnverkiezingen tussen kandidaten die over alle wezenlijke kwesties eender denken, die vervolgens tegen een vast maandsalaris voor de ogen van de argeloze toeschouwer debatteren in schijnparlementen, terwijl ondertussen allang vaststaat wat de uitkomst zal zijn, ‘de knopen zijn immers elders al doorgehakt.’

Wie het debat over de tafels waaraan door belanghebbenden knopen worden doorgehakt waarna de burger wordt getroffen door de negatieve consequenties die de daar genomen beslissingen hebben heeft gevolgd herkent hier veel waars in, en dat kan meteen ook de waarde van een dergelijk essay zijn: het drukt helder en goed onderbouwd iets uit wat je zelf ook wel voelt, maar vaak niet zo goed onder woorden kunt brengen.

Wie we missen
Wie we missen is allereerst K. Schippers, misschien wel de meest lucide essayist die ons land rijk is. Leeftijd kan geen reden zijn, Komrij en Hofland staan er wel bij. Waarom Jeroen Brouwers godnondeju ontbreekt is een volgend raadsel, zo niet een schande bovenop een schandaal. Hun beider afwezigheid is des te raadselachtiger omdat zij zich niet in het politieke kamp bevinden waar De Groene Amsterdammer en De Correspondent bij voorkeur hun pijlen op richten. Dat kan wel verklaren waarom essayisten als Frits Bolkestein, de al genoemde Drayer, Paul Cliteur, Rob Hoogland, Arthur van Amerongen, Sylvain Ephimenco en nog zo wat denkers die bovenop de tijdgeest zitten ontbreken.

Gelukkig werpt deze afwijking geen al te grote grauwsluier over het gebodene, legt Charlotte Mutsaers overtuigend uit waarom discriminatie moet en onvermijdelijk is en werd van Willem Otterspeer een prachtige necrologie opgenomen van Michaël Zeeman. Mijn kritiek is dan ook niet bedoeld om schuimbekkend het hier verrichte werk tot de grond toe af te breken, maar juist als stimulans om de vensters open te werpen en eens verder te kijken dan de neus lang is. Het begin is er, nu moedig voorwaarts. O, en het citaat over Burnham hierboven staat niet in deze bundel. Het is van Thierry Baudet en verscheen op GeenStijl.

Enno de Witt

Nina Polak en Joost de Vries (samenst.) – De wereld in jezelf; De Nederlandse en Vlaamse literatuur van de 21ste eeuw in 60 essays. Prometheus, Amsterdam. 640 blz. € 35,-.