Onze lijdende planeet

Kan het dat een mens door een dier wordt geadopteerd? De vrouw die elke ochtend gevangen zit ‘in een kooi van gedachten’ aan de dood, gek van angst, begint het te geloven als ze de gedragingen volgt van een rode eekhoorn op Green Wood Cemetery in New York. Ze is het hoofdpersonage in het korte verhaal Rudi uit de nu bij Vleugels uitgekomen bundel Van dieren en mensen, waarvoor de Franstalige Belgische schrijfster Caroline Lamarche (1955) de prestigieuze Prix Goncourt de la nouvelle 2019 ontving.

Dieren spelen vaak een voorname rol in haar werk, zoals de langs de snelweg hollende hond, die het uitgangspunt vormt van haar veelgeprezen en met de Belgische Staatsprijs voor Literatuur onderscheiden korte roman Le jour du chien. Deze indringende raamvertelling kwam in 1999 in de vertaling van Rokus Hofstede in het Nederlands uit bij Van Oorschot als De dag van de hond. Zes mensen zien in het dolende dier hun eigen tragische leven weerspiegeld, maar ze putten kracht uit de overlevingswil van de hond, die vermoedelijk door zijn eigenaar uit de auto is gezet.

Rudi uit Van dieren en mensen is de baby, die plotseling gestorven is als gevolg van het zogeheten Sudden Infant Death Syndrome. De moeder van het kind dwaalt in het verhaal over de Amerikaanse begraafplaats, waar ze een graf ontdekt van ouders die zes jonge kinderen verloren. Ze noteert de gegevens en zegt ze na terugkeer elke dag op als een gebed om kracht uit te putten. Want het lot van die ouders vindt ze zo onvoorstelbaar, dat ze meent met deze kennis gewapend ook te moeten kunnen overleven. Waarna ze de beweeglijke eekhoorn gaat volgen en er gegevens over opzoekt. Het wijfje van die specifieke soort, zo ontdekt ze, blijkt soms weesjes te adopteren; jonge eekhoorntjes die hun ouders verloren, wat haar al evenzeer raakt.

Lamarche schrijft, hoewel het in deze samenvatting misschien zo overkomt, geen sprookjes voor volwassenen, gebruikt ook geen larmoyante taal, maar weet wel op een uitgekiende manier de bijzondere band tussen mensen en dieren voelbaar te maken; samen op de wereld. In het eerste verhaal, Frou-Frou, heeft een verlegen man een bijzondere verhouding met een gewond geraakte eend, die terechtgekomen is in het dierenopvangcentrum waar hij werkt. Dat mensen heel verschillend kunnen reageren op leed van anderen, laat Lamarche uitkomen in de karakters van de personeelsleden. Waar de een al snel wil ‘euthanaseren’, zoekt de ander het juist in liefdevolle verzorging. Sommigen rommelen maar wat aan, anderen zijn zich vooral bewust van de carrièrekansen die het asiel biedt.

In korte verhalen is heel veel mogelijk. Grote maatschappelijke thema’s blijken soms naadloos in één alinea te passen. Zo doet een collega van de verlegen man voor hoe je een vogel de nek kunt omdraaien, wat bij hem toepasselijke associaties losmaakt:

En ja, zo eenvoudig is het. En het geeft kracht als je weet hoe het moet.En ik, nou, ik vind het jammer dat je het niet gewoon bij jezelf kunt doen. Jammer, ja, dat een vogel of een mens niet zelf het moment kan kiezen waarop het genoeg is geweest, waarop we voorgoed weg willen. Ze hebben wel zelf beslist wanneer ze het nest verlieten, zoals een kind het moment kiest waarop het klaar is om te lopen, zoals wij het moment kiezen waarop we met een baan stoppen of scheiden of van huis veranderen, dus waarom zouden we ons definitieve einde niet kunnen kiezen?

Lamarche gebruikt haar zachtmoedige verhalen ook, overigens verre van pamflettistisch, om haar zorg over de menselijke onverschilligheid jegens de aarde te laten doorklinken. Personages spreken hun verdriet uit over een hemel zonder vogels, de dood van complete soorten als gevolg van wegenbouw en de toenemende onmogelijkheid om nog frisse lucht te ademen, vrij van ‘fijne partikeltjes’.

De vuurvliegjes zijn onze schildwachten, net als de nachtegalen, die een hele poos voor mijn geboorte al verdwenen zijn. De nachtegalen die, zeggen ze, na zonsondergang begonnen te zingen, de nachtegalen waren de nachtelijke muziek van de wereld. En de vuurvliegjes zijn het nachtelijke licht van de wereld. Maar nu is het hun beurt om te verdwijnen, net als de sterren, die eveneens verdwijnen, uitgewist door de krachtige verlichting die de mensen overal willen, dus geen sterren meer, geen bos meer met vuurvliegjes, dus geen stilte meer waar alleen de muziek van de nachtvogels te horen is, niets, niets, niets, niets meer van dat alles, zei ik bij mezelf [….].

En steeds zijn het de eenlingen, de in zekere zin onaangepasten en machtelozen, die ‘onze lijdende planeet’ en de hieraan geen schuld hebbende dieren bewenen. Van dieren en mensen past met deze onnadrukkelijke, maar moeilijk te ontkennen ecologische boodschap in een groeiende reeks literaire uitingen, die wijzen op wat onafwendbaar begint te lijken.

André Keikes

Caroline Lamarche – Van dieren en mensen. Vertaald door Katelijne de Vuyst. Vleugels, Bleiswijk. 128 blz. € 23,95.