Het leven van Nietzsche

Elisabeth Förster-Nietzsche was de zus van Friedrich Nietzsche. Zij werd geboren in 1846 en was dus twee jaar jonger dan haar grote broer. Ze konden niet met elkaar en ook niet zonder elkaar. Een aantal malen probeerde Friedrich Nietzsche zelfs tevergeefs om het contact met zijn zus definitief te verbreken. In 1885 trouwde Elisabeth, zeer tegen de zin van haar broer, met Bernhard Förster, een middelbareschoolleraar die was geschorst vanwege zijn antisemitische sympathieën en die de kolonie Nueva Germania in Paraguay stichtte, als toevluchtsoord voor gelijkgestemde antisemieten. Elisabeth volgde haar man naar Paraguay waar ze bleef tot 1889. De laatste elf jaar van zijn leven moest Friedrich Nietzsche verzorgd worden. Het was Elizabeth die zich over hem ontfermde.

In Aldus sprak Nietzsches zuster blaast Erik Bindervoet Elisabeth Förster-Nietzsche nieuw leven in door haar 247 pagina’s aan het woord te laten over háár Friedrich, die ze zelf regelmatig Frits noemt. Saskia Pfaeltzer maakte er illustraties bij. Het is een bijzonder project, zeker als je bedenkt dat Elisabeth Förster-Nietzsche zelf verschillende lijvige boeken over haar broer publiceerde, die haar maar liefst vier keer een nominatie voor de Nobelprijs voor literatuur opleverden. Ze had er geen moeite mee om de waarheid volledig naar haar hand te zetten. Ze wist de ideeën van haar broer dusdanig te misvormen dat deze koren op de molen werden van haar latere kameraden, de nationaalsocialisten in Duitsland. Tot op de dag van vandaag wordt Friedrich Nietzsche dientengevolge ten onrechte geassocieerd met de denkbeelden van Hitler en de zijnen.

Erik Bindervoet laat Elisabeth aanvangen met de woorden:

Opzij!

Daar komen de stemmen uit het verleden.

Ik hoor ze. Achter me. Ik zie ze. Voor me. Ik zie lippen bewegen. Snel. Steeds sneller. Snelle lippen. Rondvliegend speeksel. Gezonde tanden.

We stammen uit een oergezonde familie.

En daarmee is de eerste leugen verteld. Want de familie Nietzsche was helemaal niet zo gezond. Er waren nogal wat bloedverwanten die leden aan somatische zo niet psychische kwalen. De vader van Friedrich en Elisabeth bezweek al op vijfendertigjarige leeftijd aan wat in die tijd genoemd werd ‘hersenverweking’. En Friedrich Nietzsche zelf had ook al vroeg allerlei gezondheidsklachten die gedurende zijn leven alleen maar toenamen in hevigheid. Hij werd meerdere malen per jaar overvallen door zware hoofdpijnen die dagen konden aanhouden en zijn ogen waren zeer zwak en konden maar weinig licht verdragen, waardoor de filosoof zich regelmatig genoodzaakt zag om met een donkerblauwe zonnebril en een grote stoffen zonneklep over straat te gaan.

De Elisabeth van Bindervoet gaat lustig voort met fabuleren over het leven van haar broer. Algauw weet de lezer niet meer wat er werkelijk is voorgevallen en wat ontsproten is aan de fantasie. En dan komt hij voor nog een heel ander probleem te staan, want van wie zijn de verzinsels telkens afkomstig? Komen ze via een omweg uit de pen van Elisabeth of rechtstreeks uit die van Bindervoet? De verwarring wordt nog groter in het tweede hoofdstuk dat getiteld is ‘Frits en de vrouwen’, ongeveer dus als het laatste boek dat Elisabeth in 1935 wijdde aan haar broer: Friedrich Nietzsche und die Frauen seiner Zeit. Bindervoet put uit het werk van de schrijvende zuster en voegt daar naar eigen inzicht nieuwe ideeën en uitlatingen aan toe.

Het boek bevat tal van mooi geschreven passages en is daarbij ook nog eens fraai geïllustreerd. Toch roept het na niet al te lange tijd het verlangen op naar andere publicaties waarin te lezen valt hoe het allemaal echt zat. De werken van Nietzsche zelf bijvoorbeeld en de biografieën waarin niet gekozen wordt voor het uitermate onbetrouwbare perspectief van de zus.

Een prachtig voorbeeld van zo’n biografie is het in 2018 verschenen Ik ben dynamiet van Sue Prideaux. Deze auteur geeft een uitermate overtuigende beschrijving van het korte maar roerige leven van de filosoof en rekent af met de misvattingen die er in de loop van de geschiedenis over hem zijn ontstaan. Ze beschrijft de jeugd van de vroegrijpe Nietzsche en hoe de dood van zijn vader een stempel drukt op zijn ontwikkeling. Hoe hij vervolgens in de ban raakt van de filosofie van Schopenhauer en de muziek en geschriften van Richard Wagner. De langdurige en innige vriendschap met de laatste wordt invoelend uiteengezet en maakt duidelijk hoe de denker door de componist werd gevormd. Nietzsches hoogleraarschap aan de universiteit van Bazel en zijn pogingen om een overstap te maken van de filologie naar de filosofie krijgen de nodige aandacht en laten zien dat er in zijn dagen nog maar weinigen waren die zijn denkwijzen serieus namen.

Nadat Nietzsche ontslag heeft gekregen in Bazel begint er voor hem een rondtrekkend bestaan door Europa. Prideaux legt uit dat Nietzsche onder meer op zoek lijkt te zijn naar een plek waar het licht enigszins dragelijk is voor zijn overgevoelige ogen. Ondanks de teleurstellende verkoopcijfers van zijn boeken en zijn steeds slechter wordende gezondheid blijft hij schijnbaar onvermoeibaar doorwerken aan de uitbreiding van zijn oeuvre. De nog immer niet doorslaggevend gediagnosticeerde geestesziekte die de filosoof aan het einde van zijn leven treft, beschrijft Prideaux uitvoerig doch met respect. Terwijl zijn faam groeit, dooft het licht in zijn hoofd en takelt hij af tot een in zichzelf gekeerde hulpbehoevende, die wordt opgesloten in zijn kamertje om zo nu en dan te worden uitgelaten door zijn moeder of zijn zus.

Prideaux neemt ook een kijkje in de ziel van degenen die een belangrijke rol hebben gespeeld in Nietzsches leven. Over zus Elisabeth schrijft ze dat deze weliswaar zeer intelligent was, maar er desalniettemin voor koos om zich te schikken in de serviele rol die vrouwen in de negentiende eeuw dienden te vervullen:

Het was geen pretje voor een meisje te slim te zijn. Elisabeth bleef de schijn haar leven lang ophouden. Eigenlijk kwam de conventie haar wel goed van pas. Haar snuggere broer bood haar talloze kansen zichzelf te ontwikkelen maar zij deed er nooit haar voordeel mee.

Nietzsches collega in Bazel, Jacob Burckhardt, duikt ook regelmatig op, met name als Nietzsche weer een nieuw werk heeft gepubliceerd. Burckhardt was ongeveer van dezelfde leeftijd als Nietzsches vader. Naast Wagner beïnvloedde hij het denken van Nietzsche in de periode van zijn eerste publicaties en Nietzsche hechtte grote waarde aan diens oordeel. Hij bleef hem zijn hele leven lang zijn boeken toesturen. En de kleurrijke Malwida von Meysenbug, een anarchistische bewonderaar van Wagner die haar autobiografie publiceerde onder de titel Memoiren einer Idealistin. Ze vangt Nietzsche meerdere malen op als deze in de put zit en adviseert hem bij zijn pogingen om een bij hem passende ‘maar noodzakelijkerwijs vermogende’ vrouw te vinden.

Intrigerend ook is Nietzsches relatie met de zeventien jaar jongere Lou Salomé, de dochter van een Russische generaal die in de adelstand was verheven vanwege zijn verdiensten in de napoleontische oorlogen. Salomé wist meerdere belangrijke intellectuelen met haar charmes te betoveren onder wie Rainer Maria Rilke en Sigmund Freud. In 1882 had ze haar zinnen gezet op Nietzsche. Via diens goede vriend Paul Rée had ze te kennen gegeven dat ze de dan achtendertigjarige filosoof dolgraag eens zou willen ontmoeten. Tot haar ongenoegen lijkt Nietzsche aanvankelijk weinig zin te hebben in een afspraakje. In april 1882 komt het er dan toch van. Lou reist af naar Rome waar Nietzsche zich op dat moment bevindt. Ze spreken af in de Sint-Pietersbasiliek. De ontmoeting wordt door Prideaux op evocatieve wijze gereconstrueerd:

Nietzsche begroette haar met woorden die hij duidelijk ingestudeerd had: ‘Van welke sterren zijn we elkaar hier toegevallen?’

‘Uit Zürich,’ was haar prozaïsche antwoord.

Nietzsche vond haar stem met het Russische accent aanvankelijk hard. Ook zij was aanvankelijk teleurgesteld. Ze had verwacht een wervelstorm van een man te ontmoeten, een man die net zo flamboyant en revolutionair was als zijn denken of ten minste een man met een imposante presentatie.

Nietzsche en Salomé onderhouden vervolgens enige tijd een vriendschap die vooral gekenmerkt wordt door filosofische disputen, maar die ook de aanleiding vormt tot een van de beroemdste foto’s van de filosoof: Lou Salomé zit in een wagentje met een zweepje in haar hand. Voor het wagentje staan Friedrich Nietzsche en vriend Paul Rée.

Nietzsche paul-ree lou-von-salome188

Ik ben dynamiet leest als een pageturner. De biografie biedt voor wie kennis wil maken met Friedrich Nietzsche een geweldige gelegenheid tot een frisse duik in het onstuimige leven van deze ongrijpbare filosoof en is voor wie hem al aardig meent te kennen een heerlijk warm bad dat net zoals Nietzsches oeuvre een onweerstaanbaar louterende werking heeft.

Ronald Ohlsen

Erik Bindervoet en Saskia Pfaeltzer – Aldus sprak Nietzsches zuster. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 254 blz. € 29,99.

Sue Prideaux – Ik ben dynamiet: Het leven van Nietzsche. Vertaald uit het Engels door Peter Claessens. De Arbeiderspers, Amsterdam. 456 blz. € 41,99.

Afbeelding: Wikimedia commons