Met verve had mijn vader getracht me te verwoesten

‘Ik heb kostbare jaren en talent verspild aan tromgeroffel en bazuingeschal,’ schrijft Bart Chabot op een gegeven ogenblik in het autobiografische boek Mijn vaders hand. Pas als hij doodziek in het ziekenhuis komt te liggen beseft hij dat hij nog een verhaal moest opschrijven: het verhaal van zijn jeugd. An unhappy childhood is a writer goldmine mag dan wel een algemene vuistregel zijn voor een schrijver die zijn jeugd wil boekstaven, maar een jeugd kan ook zo traumatisch zijn dat je als mens vooral je hele geschiedenis op afstand wil houden. Dat heeft Chabot zijn leven lang gedaan, zelfs zijn vrouw wist weinig van dat verleden af. Wie Mijn vaders hand leest ziet vooral een straffende vader die zijn kind veelvuldig molesteert onder het toeziend oog van de moeder die af en toe verlossing brengt als de afranseling te lang duurt of te veel nadelige gevolgen zou hebben. Wellicht erger is de continue geestelijke terreur die over de jonge Bart wordt uitgestort. Dag in dag uit wordt hem ingepeperd dat hij nergens voor deugt, dat hij ongewenst is.

We hadden jou nooit op de wereld moeten zetten, je moeder en ik. Kon ik het maar uitvlakken, die geboorte van je. Viel het maar terug te draaien.

Wie dat soort teksten dagelijks naar zijn hoofd geslingerd krijgt, moet sterk in zijn schoenen staan om nog een glimpje zelfrespect over te houden. Het is dan ook volstrekt begrijpelijk dat de volwassen Chabot besluit dat hij niets meer met z’n vader en moeder te maken wil hebben.

Mijn vaders hand is opgebouwd uit korte hoofdstukken waarin, meestal vertellend vanuit het ziekenhuisbed, teruggegaan wordt naar enkele anekdotes uit de jeugd. Dat heeft een wat vervreemdend effect, want de ene akelige anekdote buitelt over de ander (alsof het thuis al niet erg genoeg is, wordt de jonge Bart ook nog gepest op school, door leerlingen en leraren). Wat ontbreekt is enige reflectie van de oudere Chabot over wat er allemaal gebeurd is. Bijna helemaal op het eind laat Chabot daar iets van zien als hij over de dood van zijn ouders vertelt.

Met verve had mijn vader getracht me te verwoesten. […] Ik had menig kerkhof bezocht waar ik mezelf begraven had zien liggen. Maar hij had mijn vermogen om mezelf tot leven te wekken danig onderschat.
Wat me gered had, was mijn geloof in Sinterklaas. En in toverballen.

Hier staat nogal wat, ondanks dat het er niet letterlijk staat. Misschien zou een verteller die continu commentaar zou geven op elke anekdote juist minder goed werken. Het zou het boek een beschouwend, misschien afstandelijk karakter geven. De opeenstapeling van gebeurtenissen, kindermishandeling in optima forma, zoals die nu gepresenteerd wordt door de schrijver, maakt het boek rauwer. Je snapt ook helemaal waarom de volledige breuk met zijn ouders en zus voelde als een bevrijding.

Coen Peppelenbos

Bart Chabot – Mijn vaders hand. De Bezige Bij, Amsterdam, 412 blz. € 23,99.