Luisteren naar de massa

De fakkel in het oor (1980), het tweede deel van Elias Canetti’s driedelige autobiografie annex Bildungsroman, begint met een ongelukkige puber en eindigt met de roman Die Blendung (Het martyrium). De 16-jarige gymnasiast mist Zürich enorm en vraagt zich af waarom zijn moeder met hem en zijn twee jongere broers naar Frankfurt am Main is verhuisd. Uit de beschrijvingen van het pension waar het gezin woont, blijkt direct dat De fakkel in het oor zorgvuldig gecomponeerd is. De tweede betekenislaag ligt direct over de eerste. De gasten aan tafel in pension Charlotte in Frankfurt zijn geen willekeurige pensiongasten. Ze vertegenwoordigen het hele politieke spectrum, van Duitse nationalisten, trotse oorlogsveteranen tot pacifisten. De tafelgesprekken worden gedomineerd door discussies over literatuur, theater, journalistiek en politiek. Wie niet gebildet is, telt niet mee. Zijn moeder, met wie hij vaak ruzie heeft, zet Canetti weg als een politiek onbenul. Ze weet niets van De ondergang van het avondland (1917) van Oswald Spengler, een boek dat in de jaren twintig van de vorige eeuw en in De fakkel in het oor een belangrijke rol speelt.

De enige in het pension die niets van kunst en cultuur moet weten, is de nogal fascistisch aandoende zakenman Hungerbach, een onaangenaam heerschap dat blaft in plaats van praat. Wie niet nuttig is, verdient het niet om te leven, aldus Hungerbach. Hoger onderwijs vindt hij overbodig. Te veel boekenwijsheid levert volgens Hungerbach verwijfde mannen op. Hij is degene die mevrouw Canetti heeft aangeraden om met haar zoons van Zürich naar Duitsland te verhuizen omdat het gezin daar vanwege de inflatie goedkoop kan leven. Hij komt een dag op bezoek omdat hij beloofd had zich om de oudste zoon te bekommeren. Ook uit Mathilde Canetti’s bewondering voor Hungerbach – even vrees je dat hij binnenkort Elias’ stiefvader wordt – blijkt haar politieke naïviteit. Dat zijn moeder onverschillig staat tegenover de gevolgen van de hyperinflatie voor de Duitsers is een grote frustratie voor Canetti.

Via een zachtaardige klasgenoot met talent voor wiskunde wordt Canetti geconfronteerd met het diepgewortelde Duitse antisemitisme. Via zijn broer vraagt Rainer waarom Elias’ familie haar naam van Kahn in Canetti heeft veranderd en waarom Joden christelijke kinderen slachten voor het Pesachfeest. (De Sefardische achternaam Canetti is afgeleid van het Spaanse plaatsje Cañete.) Ook andere antisemitische clichés komen voorbij. De Joden zouden de bronnen hebben vergiftigd en er zouden geen Joden aan het front gevochten hebben in de Eerste Wereldoorlog. Rustig en rationeel probeert Elias de leugens te weerleggen en uit te leggen hoe het wel zit. Bijna dagelijks laat de broer nieuwe vooroordelen overbrengen en probeert Rainer Elias tot het christendom te bekeren. Canetti, die in 1981 de Nobelprijs voor literatuur kreeg, duidt het fascistische taalgebruik van Hungerbach en het antisemitisme van zijn medeleerlingen niet, maar hij hoort het wel. Het oor in de titel verwijst naar Canetti’s scherpe auditieve waarnemingsvermogen.

De fakkel in het oor, onlangs verscheen de zevende druk van de Nederlandse vertaling van Theodor Duquesnoy bij De Arbeiderspers in de reeks Privé-domein, beslaat de periode 1921-1931. In 1923 haalt Canetti zijn gymnasiumdiploma. Hij vertrekt naar Wenen om scheikunde te studeren en zich aan de literatuur te wijden. In 1924 ontmoet hij tijdens één bijeenkomst zijn twee toekomstige grote liefdes, de journalist en schrijver Karl Kraus en de Weense dichteres Veza Taubner-Calderon. De fakkel in de titel verwijst naar Kraus’ satirische tijdschrift Die Fackel (1899-1936). In een essay over Karl Kraus, die een retorisch zeer begaafde redenaar was, zegt Canetti dat hij hem de oren heeft geopend.

De kennismaking met Kraus is één van de belangrijkste gebeurtenissen in Canetti’s leven. Hij beleeft hoe Kraus tijdens zijn lezingen (Canetti bezoekt er uiteindelijk 100) de intellectuele massa weet te bespelen. Die fascinatie voor de massa, die al in Frankfurt begint tijdens Canetti’s deelname aan een demonstratie naar aanleiding van de moord op Walther Rathenau, is een rode draad in de autobiografie.

Een jaar na zijn bezoek aan Kraus’ lezing maakt de scheikundestudent iets mee dat uiteindelijk resulteert in zijn veelgeprezen sociologisch-filosofische studie Massa en macht (1960). Canetti sluit zich aan bij een arbeidersopstand in Wenen. De demonstranten steken het Paleis van Justitie in brand en de politie schiet 84 van hen dood. Canetti kan 53 jaar later tijdens het schrijven van De fakkel in het oor nog voelen hoe de macht van de massa zijn lichaam en geest tijdelijk overnamen. Canetti’s deelname aan de Weense julirevolte leidt ook tot zijn roman Het Martyrium. De jammerende ambtenaar die uitroept ‘De archiefstukken verbranden! Alle archiefstukken!’, die Canetti in een zijstraat aantrof, staat model voor zijn hoofdpersoon Kien, een wereldvreemde bibliofiel die uiteindelijk zijn bibliotheek in brand steekt en zelf ook in de vlammen omkomt.

Met Het martyrium, dat Canetti in 1931 op 26-jarige leeftijd voltooit, eindigt De fakkel in het oor. De autobiografische roman biedt een prachtige inkijk in de ontwikkeling van de denker en literator Canetti, die ondanks zijn desinteresse voor de natuurwetenschappen op zijn 24e in de scheikunde promoveert, en de jaren 20 van de vorige eeuw. Hopelijk volgt er snel een herdruk van Het ogenspel, het derde deel van Canetti’s autobiografie.

Marie-José Klaver

Elias Canetti – De fakkel in het oor. Uit het Duits vertaald door Theodor Duquesnoy. De Arbeiderspers (Privé-domein), Amsterdam. 430 blz. € 25,99.