‘Kleutergewauwel en keelschraperij’

Harde leermeesters zijn de beste. Stanley Flint is er zo’n eentje. In zijn klas ‘Fictie schrijven’ houdt hij niet van ondubbelzinnige uitspraken. Al na één zin kan hij de studenten laten ophouden met voorlezen van hun eigen gedrocht. Zijn commentaar ‘kleutergewauwel’ of ‘keelschraperij’ valt niet in de categorie opbouwende kritiek. En toch wil Martin Bauman, hoofdpersoon uit de gelijknamige roman van de Amerikaan David Leavitt juist bij deze man in de gunst komen.

Leavitt houdt ervan om te spelen met autobiografie en fictie en dat is ook hier het geval. Voor een deel beschrijft hij zijn eigen komeetachtige start in de letteren. Bij Flint valt hij niet direct in de smaak. Na enkele keren niet verder dan de eerste zin gekomen te zijn, lukt het hem uiteindelijk om een verhaal tot het einde toe voor te lezen. Als vlak daarna voor het eerst iets gepubliceerd gaat worden in een toonaangevend literair blad lijkt hij te denken zonder zijn leermeester verder te kunnen. Het conflict tussen leraar en leerling komt telkens opnieuw aan de orde. Martin ontmoet Flint als hij een baan bij een uitgeverij krijgt, waar hij manuscripten moet afwijzen. Flint wordt daar uitgever en moet een manuscript van Bauman beoordelen. Na lezing veegt hij het resoluut van tafel. Flint is voorlopig de machtigste.

Voor de Amerikaanse lezer is de roman voor een groot deel een sleutelroman. Er komen bekende schrijvers en figuren uit de uitgeverswereld in voor. Zo herken je in de relatie die Martin Bauman aangaat met een andere schrijver de auteur Gary Glickman. In zijn roman Jaren later komt een groot aantal figuren voor die ook bij Leavitt een rol spelen. Een van de figuren daarin is weer geïnspireerd op Leavitt. Als je al die informatie mist blijft er genoeg te genieten over. Martin Bauman laat zich ook lezen als een satire op het moderne schrijversbestaan. Al die moeite om een mooi boek te schrijven, al dat gedoe om een verhaal geplaatst te krijgen, de lijdensweg binnen de uitgeverij en de koelbloedigheid die je moet hebben om je op literaire party’s staande te houden.

Het oeuvre van Leavitt begint een vreemd spiegelpaleis te worden. Verwijst hij in dit boek terug naar de tijd dat hij als auteur begon, in de verhalenbundel Arkansas verwees hij naar zijn van plagiaat beschuldigde boek Terwijl Engeland slaapt. En terwijl het met Bauman minder goed gaat: zijn relatie loopt ten einde en hij herkent zich als een onaangenaam personage in het eerste boek van Flint, gaat het met zijn schepper steeds beter. Nu is het wachten op een boek waarin hij schrijft over een schrijver die schrijft over een schrijver die schrijft over een schrijver die begint aan zijn schrijverschap.

Coen Peppelenbos

David Leavitt – Martin Bauman. Vertaald door Jan Fastenau, De Harmonie/Manteau, Amsterdam, 507 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 21 september 2001.