Waarom zijn de Engelsen toch zo eh… Engels?

‘Rare jongens, die Britten,’ moet een bekende Galliër zo’n twee millennia geleden verzucht hebben. Nu, 2000 jaar later, is de verwarring er niet minder op geworden. Maar door de brexit-perikelen begint de Britse, en vooral Engelse excentriciteit internationaal langzamerhand wel wat van zijn charme te verliezen.

Over die charme zijn sinds Voltaire, die een erkend anglomaan was, aardig wat boekenplanken vol geschreven. In 2017 nog door Flip Feyten en Harry de Paepe. Stiff Upper Lips was zo’n heerlijk feiten- en anekdoteboek, waarvan ik er inmiddels een kleine twintig op de plank heb staan en waar ik waarschijnlijk nooit genoeg van zal krijgen.

De eerste Tsjechische president Václav Havel heeft ooit drie soorten Engels onderscheiden: allereerst de Amerikaanse variant, die we allemaal kennen van film en tv. Dan is er het Engels waarmee een Zweed met een Koreaan converseert en een Tsjech met een Braziliaan, en dat werkelijk iederéén verstaat. En tot slot is er het Engels dat Engelsen spreken en waar werkelijk geen touw aan vast te knopen is. Feyten en De Paepe geven een aantal kostelijke voorbeelden. Dat de reactie ‘very interesting’ op jouw voorstel doorgaans precies het tegenovergestelde betekent, is misschien wel min of meer bekend. Maar geen enkel stijlmiddel is door Engelsen zo gecultiveerd als het understatement. Als een Engelse gezagvoerder omroept dat er een ‘small problem’ is, kun je de parachute maar beter onder je stoel vandaan halen.

Het is niet alleen de taal, het zijn vooral ook het karakter en de gewoonten van de Engelsen die blijven verbazen. Thee als wondermiddel voor nagenoeg alles: verkeer je in ernstige fysieke dan wel geestelijke nood, have a cuppa. En verraad meteen maar je maatschappelijke klasse door je keuze tussen TIF en MIF: tea in first dan wel milk in first. Ja, het let allemaal nogal nauw aan de overzijde van de Noordzee. Wat mij persoonlijk nogal schokte was de volgende passage over het eigenaardige goedje Marmite:

De ultieme test voor wie de Engelse keuken wil uitproberen is Marmite. Dat is een vegetarische kruidenpasta, gemaakt van geconcentreerd biergist. Je vindt de potjes ook hier in sommige supermarkten, zij het meestal in de afdeling voor Engelse expats. De Engelsen eten Marmite als broodbeleg, puur, of op kaas. Het smaakt als een smeerbaar bouillonblokje, dat per ongeluk in een vat zout is gevallen. Omdat het voedzaam en vitaminerijk zou zijn, kregen Britse soldaten het in beide wereldoorlogen mee in hun voedselpakketten – alsof hun lijden al niet groot genoeg was.
De merknaam heeft zijn weg gevonden naar de staande uitdrukkingen ‘Marmite effect’ of ‘Marmite reaction’, voor een kwestie die uitgesproken voor- en tegenstanders uitlokt. Wie Marmite lekker vindt, mag zich zonder verdere discussie de eretitel ‘anglofiel’ aanmeten.

Het is met name die laatste zin die een beetje pijn doet. Bij ons thuis zijn mijn vrouw en mijn zoon notoire Marmite-eters – bij ons overigens heel Nederlands uitgesproken als ‘Marmiet’. Ikzelf ben niet zo enthousiast over het spul. En ik maar denken dat ik de echte anglofiel in de familie was…

Stiff Upper Lips verscheen, zoals gezegd, voor het eerst in 2017. Maar er is sindsdien veel gebeurd. Omdat de Britten sinds hun toetreding tot de (toen nog) Europese Economische Gemeenschap bezig zijn geweest om er weer uit te komen, zou de brexit eigenlijk niemand hebben moeten verrassen. De recente stroomversnelling aan ontwikkelingen was in ieder geval reden genoeg voor de auteurs om in maart 2020 met een brexit-update te komen. Het boek is hier en daar aangevuld met wat verwijzingen en toespelingen, maar er is vooral een heel nieuw hoofdstuk toegevoegd – een aanvulling die aan de schrijver van de inleiding eigenaardig genoeg is voorbijgegaan. De auteurs hervatten in dat zesde hoofdstuk, dat ‘Bye Bye European Union’ heet, hun heerlijke combinatie van informatieverstrekking en -relativering en hun op de juiste momenten gevatte humor. Lees deze introductie van een van de hoofdrolspelers:

In het hoge noorden van Engeland staat het indrukwekkende Chillingham Castle. Het slot is meer dan achthonderd jaar oud en er huist – zoals dat hoort in Engeland – een interessante collectie spoken. Chillingham roemt zichzelf als ‘Britains most haunted castle’ en duikt daarom ook regelmatig op in tv-programma’s waarin spokenjagers contact zoeken met leven uit een andere dimensie. Het bekendste spook is een blauwe jongen die de roze kamer van het kasteel behekst. Maar toeristen kunnen er ook op een sjofel geklede kale man botsen. Dat is echter geen geest, maar Dominic Cummings. De aparte schoonzoon van de kasteeleigenaar.

‘Dat is geen geest, maar Dominic Cummings’ is de meest kernachtige karakterisering van de man die ik ooit gelezen heb. En dat alleen maar door te ontkennen wat hij niet zou zijn. Erg Engels geformuleerd ook. Ook Boris Johnson komt aan bod, net als Jacob Rees-Mogg. Het is een curieus drietal. Johnson is van oorsprong een multicultureel fenomeen. Alexander Boris de Pfeffel Johnson is in New York geboren en verenigt Brits, Turks, joods en Duits bloed met een vleugje Duitse adel. Rees-Moog combineert negentiende-eeuwse normen, kleding en taal, met een scherp zakeninstinct. Hij bracht tijdig zijn enorme vermogen over naar Ierland, alvorens zich voor de brexit in te zetten. Zijn zesde(!) kind heet Sixtus Dominic Boniface Christopher. Zo iemand dus. We leren ze allemaal nog beter kennen dan we dachten dat we ze kenden in de mooie en relevante brexit-update van Stiff Upper Lips.

Jan de Jong

Flip Feyten & Harry De Paepe – Stiff Upper Lips. Waarom de Engelsen zo Engels zijn. Vrijdag, Antwerpen. 280 blz. € 22,50.