Als het leven om acrobatiek vraagt

De zomer, we bevinden ons er momenteel middenin. Het seizoen waar we ieder jaar naar hunkeren:

Het kortste en onbetrouwbaarste van de seizoenen, het seizoen dat niet ter verantwoording geroepen zal worden – want de zomer laat zich helemaal niet oproepen, behalve in stukjes, fragmenten, momenten, herinnerde flitsen van zogenaamd of verzonnen volmaakte zomers, zomers die nooit hebben bestaan.

Daarmee is het ook het seizoen dat we het meeste van alle seizoenen belasten met onze verwachtingen. De zomer symboliseert passie. Zonder verlangen geen leven. En leven betekent beginnen, telkens opnieuw beginnen. Ergo: de zomer vertegenwoordigt de onsterfelijkheid. Precies daarom eindigt Ali Smith haar duizelingwekkende seizoenskwartet bij dit jaargetijde: het tijdloze en het tijdelijke zijn in symbiose met elkaar.

In de afgelopen vier jaar zat Smith onze tijd dicht op de huid in de romans die ze publiceerde: Herfst, de eerste roman, verscheen in het najaar van 2016 (slechts vier maanden na het EU-referendum), gevolgd door Winter in het laatste maanden van 2017, Lente in het voorjaar van 2019 en nu ligt er dan Zomer. Waar de delen Herfst, Winter en Lente los van elkaar gelezen kunnen worden, staat Zomer niet op zichzelf, omdat verschillende personages en verhaaldraden uit de eerdere drie hierin samenkomen. Dat is dan ook het enige schitterende gebrek dat deze tetralogie siert.

Smith laat zien dat het kan: als geëngageerd kunstenares je eigen tijdperk vol crises portretteren terwijl je een tijdloos kunstwerk fabriceert. Brexit, de migratieproblematiek, de klimaatcrisis, de beangstigende terreur van bedrijven, de holle retoriek van hedendaagse leiders, populisme, fake news, het coronavirus, de lockdown, allemaal passeren ze terloops de revue. Uiteenlopende kunstenaars, wetenschappers en filosofen vormen in iedere afzonderlijke roman de leidraad. In Zomer zijn dat de Italiaanse Lorenza Mazzetti, Dickens (David Copperfield), Hannah Arendt en Einstein. De ruggengraat van elke roman is een sterk verhaal over enkele individuen.

Zomer bestaat uit drie delen. Waar in de andere delen jongeren een dynamische, transformerende bijrol vervulden, krijgt hier een jongere meteen de hoofdrol. Het perspectief ligt in deel 1 bij de uiterst eloquente en intelligente zestienjarige Sacha Greenlaw. We bezien het gebroken gezin door haar ogen. Ze leeft in Brighton samen met broertje Robert van dertien (die vanwege online pesten moest wisselen van school) en haar moeder Grace. Hun vader woont sinds de scheiding naast hen, met zijn nieuwe liefde Ashley. Zij is bezig met het schrijven van een boek over de macht van woorden terwijl ze zelf om onverklaarbare reden is gestopt met spreken.

Ter gelegenheid van de Brexit moet Sacha een opstel schrijven over het onderwerp ‘Vergeving’. Ze is druk aan het schrijven als haar moeder (wiens bedrijf is ‘gebrexitfucked’) over haar schouder mee gaat lezen. Bij een bepaald citaat ergert moeder zich aan het ontbreken van een naam en een bronvermelding, hoe mooi ze het citaat ook vindt: ‘Vergeving is de enige manier om de onomkeerbare loop van de geschiedenis te keren.’ Sacha vindt de naam (Hannah Arendt) op meerdere sites bij deze quote, maar nergens staat uit welk werk het komt. Er ontspint zich een discussie tussen moeder en dochter die exemplarisch is voor de generatiekloof:

Als die sites alleen maar zéggen dat ze haar citeren, is dat niet goed genoeg, zei haar moeder. Je moet al die sites uitpluizen tot je vindt waar ze eigenlijk uit citeren. Context. Dat is belangrijk.
Jaja, maar dat hoef ik niet te weten, zei Sacha.
Jaja, dat hoef je wel, zei haar moeder. Kijk eens of een van die sites een primaire bron noemt.
Het internet is zelf een primaire bron.

Sacha ergert zich aan de preoccupatie van haar moeder:

Piekeren over dit soort dingen was wat de generatie van haar moeder deed als verdringingsmechanisme voor echte dingen die in de wereld gebeurden.

Sacha is enorm begaan met het klimaat, maar haar moeder is een van de mafketels die het wel lekker vindt als het door de opwarming van de aarde het hele jaar zomer zou zijn: ‘Het lijkt of haar moeder hysterischer is over wat de overgang met haar doet dan over echte dingen die in en tegen de wereld gebeuren.’ Nooit wil ze zo worden als haar moeder: ‘Oud worden is triest als je het gebruikt om niet langer verantwoordelijk te hoeven zijn.’

Ondanks de lockdown relativeert ze haar situatie: ‘lockdown is niets vergeleken met de oneerlijkheid van het leven voor mensen die al oneerlijk behandeld worden,’ zoals de zwervers in Brighton die ze geld geeft of de vluchtelingen die in Engeland opgesloten zitten.

Als het geniale, filosofische en getroebleerde broertje Robert het verhaal betreedt, spat Smiths stilistische brille van de pagina’s: ‘Hij flikkert en flitst als een van de speelhalmachines op de pier.’ Robert is zo pienter en maatschappijkritisch dat het bijna ongeloofwaardig wordt. Hij is geobsedeerd door Einstein en diens relativiteitstheorie. De scène waarin Robert zijn zusje niet alleen met woorden maar ook met daden een les probeert te leren over de onthechte tijd is een van de spitsvondigste scènes uit de hedendaagse literatuur.

Gaandeweg vervullen personages uit eerdere romans een rol in dit verhaal: Art en Charlotte (uit Winter) nemen de familie mee op sleeptouw naar de stokoude Daniel Gluck en zijn buurmeisje Elisabeth (uit Herfst). Deel 2 zoomt in op de geschiedenis van de 104-jarige Daniel, de man die al sinds de Eerste Wereldoorlog leeft en die in de Tweede Wereldoorlog vanwege zijn Duitse afkomst (volledig onterecht) in Engeland geïnterneerd werd:

Wakefield was ook een vakantieoord. Voor het personeel van de lokale trams. Ze interneren mensen graag in de vakantieoorden.

In de roman Herfst woonde hij in een verzorgingstehuis, maar in Zomer verblijft hij vanwege het risico van het oplopen van het virus bij Elisabeth, het buurmeisje uit Herfst met wie hij een bijzondere zielsverwantschap kent (ondanks het enorme leeftijdsverschil). Ook in dit deel zit een personage dat zich bedient van Einsteins taal: Hannah, het zusje van Daniel, van wie hij op veel te jonge leeftijd afscheid heeft moeten nemen. Zij symboliseert: ‘Wat je moet doen, als het leven om acrobatiek vraagt.’

Net als in Herfst sluimert Daniel tussen heden en verleden. Dat levert fraaie beelden op:

Herinneringen komen op bij Daniel door zich te ontvormen zoals sneeuwvlokken smelten op iets warms, je gezicht, je hand, zoals ze doen op je kraag wanneer je binnenkomt uit de kou. Soms hoort hij in de straat onder zijn raam de hoeven van de paarden op de straten van de steden waarin hij opgroeide.
Dat zijn geen paarden, vertellen ze hem hier in huis van zijn buurvrouw. Dat zijn mensen van de Airbnb-studio verderop in de straat. Het zijn de wielen van hun rolkoffers die over de barsten in de stoep rollen.

In het derde en laatste deel worden alle verhaaldraden samengebald. Het is de grote apotheose van deze zinderende romancyclus. Al meanderend en dwalend ‘door het concept van meervoudige individualiteit’ legt Smith essentiële, universele aspecten van het mens-zijn bloot. Dat zit hem niet zozeer in mooie oneliners als wel in de onderstroom, in de subtekst van de roman. Toch zijn er mooie tegeltjesteksten te vinden, zoals: ‘Tijd die je besteedt aan het delen van levensmomenten met volstrekte of betrekkelijke vreemden kan soms heel goed uitpakken. Het kan in sommige gevallen zelfs je leven veranderen.’ En:

Natuurlijk citeer ik Einstein, zegt Hannah. Nou ja, ik parafraseer. Hij zei dat de enige echte religie die mensen kunnen hebben, erom gaat ons ten eerste te bevrijden bevrijden van het waanidee dat we gescheiden zijn van het universum, en de enige gemoedsrust die we ooit zullen krijgen, zegt hij, is wanneer we proberen dit waanidee van ons af te zetten.

Of zoals een van de vijf motto’s (in dit geval van Stanley Kubrick) luidt: ‘Hoe onmetelijk het duister ook is, we moeten zelf voor het licht zorgen.’

Smith weet ons te betoveren met haar organisch krimpende en uitdijende romanwereld. Alles wat buiten in de maatschappij aan controverses speelt, komt in de microkosmos van haar mythische romans terug. Ondanks de onderliggende mondiale onverkwikkelijkheden gloort er altijd hoop, want dankzij bevlogen kunst en literatuur hebben we een immer nieuw begin van leven, zo lang we maar niet onverschillig zijn.

Miriam Piters

Ali Smith – Zomer. Vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer. Prometheus, Amsterdam. 364 blz. € 21,99.