Meeslepende sixties-roman van David Mitchell

David Mitchell brak in 2010 pas echt in Nederland door met The thousand autumns of Jacob de Zoet, dat om niet te achterhalen redenen vertaald werd als De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet. Het is wel handig om aan het begin van een bespreking van Mitchells nieuwe, achtste, roman die titel even in herinnering te brengen. Dat nieuwe boek heet Utopia Avenue. In 1967 en 1968 was dat de naam van een succesvolle Engelse popgroep die bestond uit toetsenist/zangeres Elf Holloway, bassist en zanger Dean Moss, drummer Griff Griffin en de half Nederlandse leadgitarist Jasper de Zoet. Jasper stamt rechtstreekse af van Jacob de Zoet (die van die niet verhoorde gebeden). En die afstamming is nog best een dingetje, to put it mildly. Maar Jasper is vooral een virtuoos gitarist, die in zijn toptijd de vergelijking met Jimi Hendrix en Eric Clapton met gemak kon doorstaan.

Omdat Utopia Avenue in de korte tijd van hun bestaan een aantal hits scoorde en ook twee succesvolle elpees uitbracht, verkeert de band uiteraard in dezelfde kringen als andere succesvolle popgroepen uit de jaren zestig. In het boek staan ontmoetingen met (onder vele anderen) Brian Jones, Steve Marriot, David Bowie, Leonard Cohen, Janis Joplin en Mama Cass Elliot.

Utopia Avenue (het boek) en Utopia Avenue (de band) zijn natuurlijk fictie, maar toch is het verhaal stevig geworteld in de late jaren zestig. Mitchell slaagt erin om een periode die hij zelf niet heeft meegemaakt (hij is geboren in 1969), krachtig tot leven te brengen, zelfs voor lezers die er destijds met twee benen middenin stonden.

Dat gebeurt natuurlijk niet alleen door namedropping, of door voortdurend liedjes uit die tijd in herinnering te brengen. Al werkt dat wel. De náám John Lennon hoort natuurlijk bij die tijd. Maar de ontmoeting die Jasper de Zoet met hem heeft als ze tijdens een druk feest allebei half psychotisch wegkruipen onder een tafel, heeft een zo hoge waarschijnlijkheidsgraad dat je als lezer onmiddellijk bereid bent om erin mee te gaan. Bij Mick Jagger of Paul McCartney zou dat een stuk minder geloofwaardig overkomen.

Het boek bestaat uit drie delen, genoemd naar de drie elpees die ze gemaakt hebben, twee tijdens hun succesjaren en eentje veel later met teruggevonden materiaal. De hoofdstukken in ieder deel zijn genoemd naar de liedjes op die elpees, waarbij het perspectief telkens bij de schrijver van dat nummer ligt. Het is een overzichtelijke aanpak in een nagenoeg chronologisch verhaal. Iets anders dan we van Mitchell gewend zijn misschien (zie zijn complexe succesroman Cloud Atlas), maar het werkt perfect.

Utopia Avenue is door hun manager Levon Frankland tamelijk gewaagd samengesteld. Hij heeft de folkzangeres, de bluesbassist, de jazzdrummer en de niet te definiëren gitarist bij elkaar gebracht. Na een moeizame start met een paar mislukte optredens voor halflege zaaltjes begint het succes te naken. De concerten worden beter. Er is de bekende euforie als hun eerste plaatje op een obscuur radiostation gedraaid wordt. En met het succes komen ook de destijds bekende badinerende, vooringenomen grapjes van interviewers over het lange haar van Jasper of over het kennelijk bijzonder lachwekkende feit dat er nota bene een méisje meespeelt. Er volgen experimenten met drugs. Er zijn problemen met relaties. Ze vervreemden van hun familie. Het is de kracht van David Mitchell dat hij van deze personages personen weet te maken. Aan het eind kénnen we Elf, Dean, Jasper en Griff. En, niet onbelangrijk, we kennen hun liedjes. En dan niet alleen de woorden, maar we weten ook hoe ze klinken, wanneer die solo komt, hoe dat basloopje gaat.
Om de sfeer te proeven, lopen we even mee met Elf. Ze heeft net gehoord dat haar oudste zus Imogen zwanger is.

Ik word tante. In Denmark Street is het zo heet als in een machinekamer en het ruikt er naar teer. Duiven roeien door de klamme lucht, want vliegen kun je het niet noemen. Nog steeds roezig van de champagne en geagiteerd van de koffie, steekt Elf Charing Cross Road over. De deuren van boekhandel Foyles staan open om het schemerige binnenste van de zaak te luchten, en Elf voelt zich aangetrokken door de doolhof van boekenkasten… Maar ik kan een nóg hogere stapel ongelezen boeken missen als kiespijn. Aan het eind van Manette Street neemt ze de tien meter lange doorgang die onder de pub Pillars of Hercules doorloopt. ‘Te gekke hoed, schat,’ roept een jongen die overdag aan het tippelen is. Elf geeft hem een minzaam knikje. Greek Street stinkt naar rioolwater. De mouwen en rokken zijn kort. Elf passeert twee vrouwen die er Caribisch uitzien en in rad patois met elkaar staan te kletsen. De ene laat een baby boeren; het meisje spuugt melkachtige smurrie op haar moeder.
Ik word tante. Elf loopt gehaast naar Bateman Street en slaat de hoek om naar de sigarenwinkel met buitenlandse kranten. Ze gaat met haar duim over het rek met Le Monde, Die Welt, Corriere della Sera en De Volkskrant. Bruce en zij hadden ervan gedroomd naar Parijs te gaan. Hij zit daar nu… terwijl ik me het leplazerus werk om een singletje te pushen waar geen hond op zit te wachten. In een vuilnisbak klinkt het gezoem van vliegen. Een rat snuffelt nieuwsgierig rond. Door de openstaande deuren van Andromeda Records klinkt ‘White Rabbit’ van Jefferson Airplane.

Welkom in het Londen van 1967, dat in feite niet eens zo veel anders is dan dat van 2020.
Met Utopia Avenue heeft David Mitchell een Booker Prize-waardige roman geschreven, die zijn illustere voorgangers number9dream, Cloud Atlas en The thousand autumns of Jacob de Zoet meer dan eer doet. Het boek geeft een meeslepend beeld van de swingende, maar verwoestende jaren zestig, én dringt diep door in de levens van vier zeer uiteenlopende jonge mensen, wier levens door het lot voorgoed met elkaar verbonden zijn.

Jan de Jong

David Mitchell – Utopia Avenue. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Meulenhoff, Amsterdam. 650 blz. € 24,99.