Onmacht

Guillaume van Kreek Daey Ouwens is uitgegeven als een dichtbundel. De gedichten zijn korte teksten die gekenmerkt worden door eenvoudig maar geraffineerd taalgebruik. Soms staan er maar twee regels op een bladzijde. Het motto is van Gert Vlok Nel: ‘I saw a love, being trampled in the gutters’. Dit motto is het meest bittere van de bundel: vertrapt in de dakgoten. Het begint zo: ‘Een klein katje wordt geboren. / Het katje beeft. / Het katje denkt aan niets. / Bemint razend.’ ‘beeft’ is omineus, zeker in combinatie met de onwetendheid. ‘Bemint razend’: het katje zal onderwerp zijn. Wat bemint het katje razend? Het leven, neem ik aan.

Dan de volgende tekst: ‘Moeder is een warme tinteling. / Vader scheert zich met een mes.’ De ‘tinteling’ wordt gespiegeld door het scheren met een mes. Dat mes komt terug in het scheren van Guillaume, die inmiddels een man is, lichamelijk. Een ik-figuur heeft ooit een zin gehoord: ‘Mijn vader heeft mij verwekt in een vlaag van waanzin.’ Hij, of laten we zeggen zij, lijkt het te hebben over een broer al weet zij niet wat de zin betekent. Dat zij het opschrijft als elfjarige is wonderlijk. Haar moeder verontschuldigt haar. Zij weet immers niet wat zij opschrijft. Toch voelt de ik zich niet ‘lekker’: ‘Langs mijn rug kruipen kleine beestjes.’

Vader was blij met een zoon, maar Guillaumes wereld is wreed. Hij moet naar een inrichting. Als kind hebben ‘wij’, de broertjes? en zusjes? een worm in zijn mond gestopt. De ik voelde zich eenzaam. Er moet thuis van alles. Als Guillaume niet wil opstaan, slaat zijn vader hem. Moeder wast Guillaume en zingt voor hem. De ik kent het verhaal van de koning die niet hield van zijn oudste zoon. Zij schrijft van alles op, maar haar schrift gaat de kachel in.

Kraai, zegt Vader
Zeg eens kraai!

Bomen helemaal zwart

Vader opnieuw:

Kraai!
Zeg kraai!

Jouw thuis,
dat was de oude kat
moeders washandje

Te groot kind op een wip

De kinderen zijn blij als Vader thuiskomt, maar ook een beetje bang. Moeder voert Guillaume; ‘Vader grijpt de lepel. / Rakelings langs Guillaumes oog. / Kun je nog steeds niet praten?’

Het is een wanhopige situatie, maar het is zoals het is. Kreek Daey Ouwens heeft veel van wat er gebeurd is weggelaten. Er wordt iets gesuggereerd met een meneer Wim, met vrouwen. Het is duidelijk dat de ik liefde voelt voor haar broer met weinig verstandelijke vermogens. Zij vindt ook dat Guillaume maar opnieuw moet worden geboren, maar dan goed.

(Het bundeltje valt na twee, drie keer lezen uit elkaar.)

Remco Ekkers

Kreek Daey Ouwens – Guillaume, Wereldbibliotheek, Amsterdam. 80 blz. € 20.