Een memoir

Kira Wuck gooide hoge ogen met de dichtbundel Finse meisjes (2012). Haar tragikomische gedichten blinken uit in trefzekere soberheid. Woorden zijn er ‘spaarzaam als het licht’. Tussen de regels vol originele beeldspraak kiert de eenzaamheid, het verdriet en de schaamte. De bundel bevat vele gedichten over haar overleden ouders, de drankzucht van haar moeder en haar merkwaardige Finse familie. Wucks romandebuut Knikkerkoning vult in wat in Finse meisjes in nevelen gehuld bleef.

Knikkerkoning is eerder een memoir, een persoonlijk verslag van Wuck over haar overleden ouders dan een roman. Hun geschiedenis verdeelt Wuck over drie delen. In het eerste deel wingeren de verhaallijnen van Anne en Otto om elkaar heen. Van beiden staat het ouderlijk huis centraal. Anne groeit op in een Fins gezin met het adagium dat ‘leven iets is wat moet en zeker geen lolletje kan zijn’. Als jong meisje vindt Anne het al heerlijk om in een andere wereld rond te dwalen: tot haar elfde lukt dat lezend, maar dan ontdekt ze de medicijnkast van haar moeder. De pillen die ze eruit haalt, ‘leggen een prettige waas over de werkelijkheid heen’. Otto verliest als zesjarig jochie zijn moeder. Vanuit zijn magische denken voelt hij zich schuldig aan haar dood. Zijn Indische vader die een verleden bij de KNIL met zich meetorst, kan hem en zijn broertjes en zusjes niet de zorgzaamheid geven die ze nodig hebben.

In deel twee zijn beiden gevlucht uit hun benauwende gezin. De zelfdestructieve Anne is op zoek naar avontuur en Otto heeft het ‘huis met de helse herinneringen’ verlaten. Ze dwalen door het Amsterdam van de jaren zeventig, de stad die bruist van ‘speelse energie’ en die aanvoelt ‘als een pretpark’. Otto voelt zich eindelijk gezien: ‘De mensen glimlachen naar hem, dat deden ze in Renswoude nooit. Het is alsof hij zichzelf hier voor het eerst echt ziet door de ogen van vreemden.’ Anne trekt in bij de schimmige Rob, die een neus heeft voor het vinden van behoeftige mensen. Zolang ze bij hem is ‘voelt haar wereld overzichtelijk, daarbuiten heeft ze geen idee hoe ze zich staande moet houden.’

In deel drie komt ook Jane aan het woord, het alter ego van Kira. Die autobiografische link tussen personage en schrijfster legt Wuck zelf bij de foto achterin het boek van Kira en haar ouders. Het betreft een foto van Kira Wuck met haar ouders in de sneeuw in Helsinki in 1984. Haar naam staat eronder, met Jane tussen haakjes erachter. Op de andere foto zien we de bruiloft van Kira’s ouders Anne en Otto in Amsterdam in 1977.
Jane doet vrij feitelijk verslag van haar bijzondere jeugd, met een drankzuchtige moeder die ze liefkozend Mimi noemt en een vrijgevochten, nuchtere vader. Hij neemt op een dag het besluit om met zijn dochter ergens anders te gaan wonen:

Ik voel me opgelucht, maar dat wil ik niet aan haar laten merken. Ze staat in de deuropening als iemand die vergeten is waar ze ook alweer voor kwam. Ze is bezig met verdwijnen. Eerst verdween ze van de straten en de supermarkt en nu langzaam van ons, tot ze uit niet meer dan een dunne streep bestaat.

Knikkerkoning lijkt Wucks poging om haar ouders bij zich te houden, om ze niet te laten ontglippen. Maar waar de sobere stijl in Finse meisjes aantrekkelijk is, omdat die een lezer laat peuren naar de laag die eronder zit, breekt diezelfde minimalistische, registrerende stijl dit werk op. Je voelt je als lezer bij geen enkel personage echt betrokken. Het ware wellicht beter geweest als Wuck echt een roman had geschreven: een verhaal dat minder leunde op haar eigen leven, dat niet voorspelbaar chronologisch was opgebouwd en dat meer identificatiemogelijkheden bood. De dochter had de spil van dat verhaal moeten zijn: zij verpersoonlijkt de kwetsbaarheid en de universele verhaallaag over de gevolgen van het opgroeien in een gemankeerd gezin.

Miriam Piters

Kira Wuck – Knikkerkoning. Podium, Amsterdam. 206 blz. € 20,99.