Een verhaal of je leven

Als de soldaten nog jonger worden, dacht de wacht, hoef ik de slagboom niet eens meer op te halen. Dan lopen ze er zo onderdoor.

Zo begint Hele verhalen voor een halve soldaat van Benny Lindelauf.

Deelnemen aan de oorlog is verplicht in Lindelaufs nieuwste jeugdroman. Ervoor betalen ook. Wie wordt opgeroepen te vechten in de oorlog moet zich aan de grens bij wachtpost 7787 melden en betalen. De grenswacht is kritisch en neemt geen genoegen met leren laarzen, vijgen of muziekinstrumenten. Verhalen wil hij wel horen, en zolang een soldaat vertelt, kan hij niet vechten en hoeft de wacht zich niet schuldig te voelen omdat hij weer een jonge man toegang tot de oorlog biedt.

In het verhalenrijk van Hele verhalen voor een halve soldaat, dat geschikt is voor lezers vanaf een jaar of 14, maar misschien nog wel veel meer voor volwassenen, spelen zes broers de hoofdrol. Ze hebben geen eigennamen, maar heten Oudstebroer, Tweede tot en met Vijfde Oudstebroer en Jongstebroer. Andere personages hebben namen als Niksnut, Niksnut II en Niksnut III. De sfeer van Hele verhalen voor een halve soldaat doet een beetje denken aan Hier (2018) van Joke van Leeuwen, een roman over het leven in een naamloze dictatuur waar de ‘beëdigd controleur der grensovergangen’ Stamvader de baas is.

Betalen voor een oorlog of het nu met geld, goederen of verhalen is, klinkt in eerste instantie raar, maar is het niet. Deelnemers aan een oorlog betalen altijd: met hun eigen leven, met hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, met hun tijd, met hun eigen verdriet en met het verdriet van hun familie, dat vaak nog generaties na het einde van de strijd pijn doet. Aan de namen van de broers en de andere personages is de inwisselbaarheid van de jonge mannen af te lezen. Oorlogsvoer zijn ze, machteloos oorlogsvoer, maar wel met een eigen persoonlijkheid. De overheid mag ze anonimiseren, de verteller laat zien wie ze zijn en dat doen ze zelf ook omdat ze allemaal een uniek verhaal vertellen dat bij hun persoonlijkheid past.

De verhalen die de broers vertellen zijn prachtig, maar de kadervertelling stemt niet vrolijk. Elke vertellende broer heeft een broer minder en aan het einde is Jongstebroer de jongste en oudste broer tegelijk. De jonge soldaten bij de grenspost weten dat niet en vertellen vol overgave de prachtigste sprookjesachtige en magisch realistische verhalen over pasteien, saters, het frêle meisje Zetta Schmetterling dat de levende marionet van een prinselijke poppenspeler wordt, de jongen Zilver die zo mooi is dat zijn dorpsgenoten hem willen vermoorden en het wolvenravijn waar een wolvenjager woont die Lammetje heet. Ze vertellen niet alleen verhalen aan de grenswacht, maar ook aan Jongstebroer, het jongetje dat ze willen beschermen tegen de wreedheden van de oorlog. Hij mag niet weten dat het oorlog is en de oudere broers hebben een vrolijke codetaal bedacht. Ze maken hem wijs dat de brieven van het ministerie van Oorlog, die zijn geschreven in gruwelijk vals-optimistisch ambtenarenproza, uitnodigingen voor een feest zijn, waar je een paraplu (een geweer) krijgt om van je af te slaan als je gekieteld (aangevallen) wordt. Na het feest ga je met vakantie (ben je dood).

Als de vragen overkookten als melk, was er maar één remedie.
Dan vertelden de broers verhalen.
Verhalen hielden hem zoet.

Hele verhalen voor een halve soldaat van Benny Lindelauf is een buitengewoon goed boek dat je niet snel loslaat. Het staat vol prachtige verhalen en mooie zinnen (‘Iedereen weet dat wolven geen ogen eten omdat ze geen schuldige blik in hun buik willen.’) en telkens wordt de lezer weer verrast door de sublieme tekeningen van Ludwig Volbeda. De meesterlijke compositie verbindt de broers en de wachter met elkaar en de wachter met zichzelf en biedt bescherming aan het jongste kind. Het is ook een boek dat met veel liefde is uitgegeven: gebonden, ingenaaid en op zacht papier gedrukt.

Lindelaufs roman staat in de traditie van de Decamerone, The Canterbury Tales en de vertellingen van Duizend-en-een-nacht. Net als in de Decamerone en The Canterbury Tales is er sprake van verschillende vertellers. Het wedstrijdelement uit The Canterbury Tales en de strijd op leven en dood uit Duizend-en-een-nacht komen in Hele verhalen voor een halve soldaat terug. Lindelaufs raamvertellingenuniversum is echter somberder en pessimistischer dan dat van zijn voorgangers. Aan de oorlog lijkt geen einde te komen en er wint niemand. Als de zonen van het ene gezin opgegeten zijn, zijn er wel weer nieuwe kinderen in een ander gezin geboren die een oproep van het ministerie van Oorlog krijgen, waarin staat dat het de machthebbers ‘ONTZETTEND’ spijt, dat ‘ze er zelf ook ’s nachts SLECHT van slapen’, dat ‘NIEMAND een oorlog zou mogen worden in gestuurd’, maar ‘dat er ook GOED nieuws was’: ‘Oorlogen veranderen namelijk ALTIJD weer in VREDES!!!’

Die vredes duren telkens maar kort. ‘Het gerommel van de oorlog hield aan’, luidt de laatste zin van het boek. Wat blijft zijn de verhalen. Ze worden herinnerd en doorverteld door de wacht, die ook de dienstplichtige broers herdenkt als hij hun vijf verhalen aan Jongstebroer vertelt en eindelijk de kracht vindt zijn eigen geschiedenis te vertellen.

Marie-José Klaver

Benny Lindelauf & Ludwig Volbeda – Hele verhalen voor een halve soldaat. Querido, Amsterdam. 277 blz. € 22,50.