Het nut van literatuur

Het wiel wordt weer eens uitgevonden… Of de slinger is weer terug. Lang geleden moest ik ondergaan dat het literatuur onderwijs geleidelijk werd afgebroken ten gunste van taalvaardigheidstraining. Hoe zeer we ook betoogden dat het lezen van, het schrijven en praten over boeken taalvaardigheid trainde, het mocht niet baten. Er moesten bedachte oefeningetjes gemaakt worden.

Het vak Nederlands bestaat nauwelijks meer uit het bestuderen van de Nederlandse taal en literatuur. Gelukkig zijn er jonge leraren die vinden dat docenten er zijn om het wereldbeeld van onze leerlingen te vergroten. Zij laten hun leerlingen verhalen romans en gedichten lezen. Zij praten er over met een klas. Ze laten er over schrijven. En de leerlingen zijn enthousiast. En zeg nu niet: dat is alleen iets voor het gymnasium. Ik kwam op andere scholen, van basisschool tot en met gymnasium. In de pauze op een basisschool zag ik een jongen alleen tegen een muur staan. Ik vroeg of er wat was en hij zei: ’Ik sta vaak aan treinen te denken en dan is alles zo mooi, dat ik niet wil spelen.”

Op een lbo-school kwam een jongen naar me toe. ‘Ik heb ook een mooi gedicht geschreven.’
‘Goed,’ zeg ik, ‘lees je het ook voor?’
‘Nee,’ zegt hij, ‘dat moet jij doen.’
‘Ik wil het horen met jouw stem!’
Maar hij weigert.
‘Zet het dan in de schoolkrant.’
Dat wil hij ook niet.
‘Waarom schrijf je het dan?’
‘Ik weet niet,’ zegt hij. En dan komt de verpletterende opmerking: ‘Het moest er zijn.’

De hedendaagse schrijver kan misschien de hele wereld niet meer overzien, hij kan wel beschrijven wat de wereld met hem doet. Wat ik van hem verlang is dat hij nadenkt over de wereld op een manier die zijn lezers op hun buurt doet nadenken over zichzelf, maar ook over hun plek in de wereld. Wat ik wil van de leraar Nederlands is dat hij zijn leerlingen laat denken over zichzelf en over een plek in de wereld. En dat doe je niet met taalvaardigheidsoefeningen; dat doe je met mooie, aangrijpende verhalen en gedichten.

Remco Ekkers