Op de tast leven

Het zoeken naar de juiste balans tussen vrijheid en veiligheid is een opdracht waar elke generatie opnieuw mee worstelt. Maar ze in hun uiterste vorm samenbrengen is een onmogelijkheid. Toch lijkt de milleniumgeneratie juist dat na te streven. Alles moet kunnen, maar wel graag met een stevig vangnet. In Weekdier, het ambitieuze debuut van Hans Depelchin, doen vijf personages verwoede pogingen hun loopbaan en seksleven naar eigen wens vorm te geven. Maar de harde realiteit biedt stevig weerwerk.

We bevinden ons in de Bevrijdingslaan, gelegen in de museumwijk van een grote stad, waarin vagelijk Antwerpen te herkennen is. Geen luxe omgeving, eerder hip, denk aan muntthee en mannenknotjes. Er wonen veel bewoners die iets artistiekerigs doen of willen doen, maar eerder focussen op de uiterlijkheden van die beroepen dan op de inhoud. Je hebt ze overal, een enkeling lukt het door te dringen tot de plekken waar mensen naam maken en geld verdienen. De vijf bewoners van de Bevrijdingslaan behoren daar niet toe.

Je hebt Franky de fotograaf, Colline de actrice, Mathilde de schrijfster, Albrich (Briekje) de pianist en Siffer de beeldhouwer. Depelchin zet ze neer met hun hele entourage aan partners, seksscharrels, kennissen en toevallige stadgenoten, maar vooral vervuld van twijfels. Want het zijn allemaal weekdieren, die welbeschouwd geen idee hebben van de route naar artistiek en maatschappelijk succes en daarom maar op de tast leven. Natuurlijk is enige onzekerheid eigen aan het scheppingsproces, maar bij de protagonisten van Depelchin proef je al snel dat er iets structureel fout zit.

Weekdier is niet alleen een mozaïekvertelling door de keuze voor vijf hoofdpersonages, maar meer nog door de overdadigheid aan details, die elk voor zich iets toevoegen aan het zich langzaam opbouwende beeld dat je van elk van hen hebt. Met zo veel namen en kleine ontwikkelingen is dat soms wel erg onoverzichtelijk, maar je realiseert je zo ook wat er allemaal op jonge mensen afkomt in een maatschappij waarin welbeschouwd niemand meer weet wat er nu werkelijk toe doet of wat nog ‘correct’ mag heten.

Waar moet je uiteindelijk nog in geloven? Ik weet niet of het vandaag de dag mogelijk is een consequente mening te hebben. Ik kan me niet inbeelden dat iemand zijn principes nog met zijn leven zou beschermen. In onze samenleving is dat soort eergevoel langzaam aan het verbrokkelen. Ook dat van mij. Maar ik kan het niet herstellen. Ik weet niet hoe dat moet.

Even lijkt het erop dat de bezoekers van de Zanzibar, een volkscafé en dus een Fremdkörper aan de Bevrijdingslaan met mensen die zich allerminst bekommeren om hun imago en doen wat mensen in zulke kroegen al decennia doen, de essentie in pacht hebben. Tot serveerster ‘dikke Kelly’ aankondigt een geslachtsveranderende operatie te zullen ondergaan. En weg is ook daar de eeuwigdurend lijkende roerloosheid.

Weekdier is echter meer dan een roman met een verhaal. Het boek schetst vooral het doen en laten, denken en voelen in een bepaald milieu in een bepaalde tijd. Een literaire Brueghel, overvol aan soms ongrijpbare, dan weer subtiel samenhangende kleine narratieven, vaak neergezet in ultrakorte zinnetjes als korte filmshots en niet zelden vindingrijke metaforen en treffende vergelijkingen:

Er hangt een sfeer van eenzame mannen die oudejaarsavond vieren.

Depelchin gaat het absurdisme niet uit de weg zonder de ernst des levens tekort te doen. Een beproefde methode: lachen om niet te hoeven snikken. En dat de woningen aan de Bevrijdingslaan ook nog grotendeels moeten wijken voor verdere verbreding van de bestaande weg, zou je zo maar de metafoor van de millenialgeneratie kunnen noemen.

André Keikes

Hans Depelchin – Weekdier. De Geus, Amsterdam. 336 blz. € 22,50.