Eigen humeur eerst

Je hebt praters en onverschilligen. Onverschilligen praten niet, die halen slechts hun schouders op. Nicolien Mizee behoort niet tot hen, zo blijkt ook uit het vierde deel van de inmiddels befaamde reeks Faxen aan Ger; Hoog en laag springen. Maar uitlatingen zijn er eveneens in soorten. Je hebt praters die er heilig van overtuigd zijn niets dan de waarheid te openbaren en mensen met een particuliere mening. Je kunt natuurlijk verder gaan met opsplitsingen en uiteindelijk kom je dan uit bij Nicoline Mizee, die het altijd gaat om haar supreem individuele levenskoers, wat anderen daar ook van mogen denken. Maar haar opvattingen moeten natuurlijk wel gehoord worden.

‘Het is voor mij erg belangrijk om het laatste woord te hebben’, zegt Nicolien Mizee op verschillende plaatsen in haar nieuwe faxenbundel, die ondanks de bijna 450 bladzijden nog niet eens een jaar omvat, namelijk van 1 juni 1999 tot en met 22 februari 2000. ‘Omdat ik me anders tot gek wordens toe ga opwinden over wat die ander zich mogelijk allemaal in het hoofd haalt,’ legt ze ter verklaring uit.

Er wordt ook in dit nieuwe deel weer veel en diep nagedacht en gediscussieerd over gedrag en gevoelens, niet alleen door Mizee, ook door familieleden, vrienden en kennissen, welhaast tout cultureel ambitieus Haarlem, waar iedereen wel een boek lijkt te willen publiceren over vermeend unieke ervaringen, maar intens twijfelt of alles wel goed is verwoord. Gelukkig zijn er dan de therapeuten met hun wijze raad, die altijd zonder morren wordt opgevolgd. In het geval van Nicolien is dat door de jaren heen Yolanda, ofwel het Orakel, maar toch vooral Ger Beukenkamp, de ‘allesverpletterende’ scenarioschrijfdocent van destijds, die haar convicties en dilemma’s al jaren per fax aangereikt krijgt, maar nooit antwoordt.

Niemand zal ooit zichzelf kunnen zien. Ik zie al mijn problemen, ik zie ook nog wel waar ik bots met anderen, en al die faxen lezend kreun ik weleens om mijn vergaande drammerigheid en toch heb ik er geen idee van hoe jij mij ziet.

Net als in de voorgaande delen, krijgt Mizee door haar denkbeelden en ervaringen op te schrijven met Ger in haar gedachten, beter vat op wat haar bezighoudt aan persoonlijke en maatschappelijke tegenstrijdigheden.

[…] ik volg wel mijn eigen theorie dat een objectieve blik vreemd genoeg het gevolg is van een hoogstpersoonlijke, zo scherp mogelijk geformuleerde subjectiviteit, maar ik blijf altijd twijfelen of ik daar wel goed genoeg in slaag. Misschien ook omdat jij daar anders over denkt.

De Faxen aan Ger zijn sinds het uitkomen van het eerste deel, De kennismaking in september 2017, meteen een fenomeen in de Nederlandse literatuur geworden en wie weet wat ze ons nog meer gaan brengen. Van coming of age kun je hier moeilijk spreken, Nicolien is in dit vierde deel inmiddels 34 jaar en haar uitgesproken eigenschappen lijken sinds het begin amper veranderd. Of het nu gaat om een onaangekondigde erfenis (die haar uitkering in gevaar kan brengen), het onvoorspelbare gedrag van haar manipulatieve en vooral ten aanzien van haar dochters onverantwoord handelende moeder, het einde van haar relatie met Louise, die volgens haar te veel zeurt, of praktische problemen met haar poseer- en huisschilderwerk, Nicolien is vrijwel permanent slapeloos, angstig, wanhopig, misselijk, gedeprimeerd, ongelukkig, uit evenwicht, zorgelijk of razend, aangezien de wereld om haar heen haar te zeer als dwingend en manipulatief overkomt, steeds weer geformuleerd op een manier, waarmee ze haar dagboekachtige aantekeningen naar een hoger, meer existentieel niveau tilt.

Nadeel van zulke grote aantallen hevige emoties op zo veel hoofdstukloze bladzijden, die je aanzetten steeds maar door te lezen, is op zeker moment een dreigende vermoeidheid. Met name in de stukken, waarbij het kolderieke nog wat is aangezet, met exploderende champignons en chronisch verdwalen, waarbij ze haar eigen huis niet eens meer herkent. Terwijl het eerder de kleine absurdistische terzijdes en gemompelde confidenties zijn, die mede de kracht van deze unieke reeks vormen.

Rode draad, voor zover je hiervan kunt spreken, is in dit vierde deel het schrijven, redigeren en door vrienden laten meelezen van haar debuutroman Voor God en de Sociale Dienst uit 2000, die een voorafschaduwing is van de latere reeks Faxen aan Ger. (‘Ik heb nooit een antwoord als ze me vragen waar mijn boek over gaat. ‘Over het leven in het algemeen,’ zeg ik dan maar’). Als ‘Vic van de R.’ van Nijgh & Van Ditmar haar laat weten de roman te willen uitgeven, is Mizee misschien wel even opgelucht als bezorgd, want wat komt er hierdoor wel niet allemaal op haar af?

Het hele weekeind kon ik niet naar de wc, niet eten, ik kon me nergens op concentreren, heb maar zo’n beetje door Amsterdam gelopen en ben vroeg naar bed gegaan. (…) Misschien zie ik het te zwaar in. Misschien valt het mee. En trouwens, er is vooralsnog toch niets aan te doen.

Vanzelfsprekend is Ger, meer nog dan die eerste eigen roman, Nicoliens nooit eindigende rode draad. Aan hem is immers elke keer opnieuw zo’n fax gericht. Inclusief alle, geregeld zeer omvangrijke uitweidingen, waardoor je zo maar kunt vergeten dat de ‘je’ wel Ger moet zijn. Door het uitblijven van een antwoord, wordt Nicolien telkens weer met zichzelf geconfronteerd en daarmee gedwongen een eigen afweging te maken. Zoals niemand meer de macht over haar humeur te geven.

André Keikes

Nicolien Mizee – Hoog en laag springen / Faxen aan Ger 4. Van Oorschot, Amsterdam. 442 blz. € 25.