Aan dezelfde kant

In het werk van Eva Meijer draait het vaak om de vraag hoe een individu zich verhoudt tot de gemeenschap en de wereld om zich heen. De hoofdpersonen blinken uit in observeren en in scherp formuleren wat ze denken. Zo waan je je als lezer vanzelf dichtbij haar personages, dichterbij dan bij enig levend wezen om je heen. Dat overkomt je ook vanzelf in de onlangs verschenen novelle Haar vertrouwde gedaante. Meijer weet je zo vertrouwd te maken met de naamloze ik-persoon dat je eerder aan haar omgeving gaat twijfelen dan aan de vrouw zelf. En dat terwijl er iets mis lijkt te gaan in haar hoofd.

Als ze op een dag langs een raam loopt, ziet ze een vrouw. Ze schrikt van het kleine vrouwfiguurtje:

Ik vermoedde al langer dat er geesten in dit huis woonden. Meteen stelde ik mezelf gerust: dit was geen geest, maar een weerspiegeling van mijn eigen lichaam. Kijk maar, ze had precies mijn vorm en precies mijn gezicht, ze was alleen veel kleiner.

Ze blijft de gedaante zien, vooral in de spiegel in de gang:

Hij heeft een gekrulde gouden rand en hangt tegenover de kapstok zodat je er even in kunt kijken oor je naar buiten loopt. Als een gewoonte, zonder jezelf echt te zien, om de neusgaten te controleren, het gebit, een wenkbrauw. Zo keek ik dus in die spiegel en ineens keek ze terug. Haar ogen straalden, feller dan die van een levend wezen, ze zogen me naar haar toe. Haar blik spon draden, nee kabels, naar mijn voorhoofd, mijn middenrif, mijn gut. En toen was ze weer weg, even plotseling als ze gekomen was.

De vrouw in die spiegel zet haar aan het denken: is zij die verschijning zelf of is het een vrouw die haar iets wil zeggen over haar bestaan? ‘Stel dat ik het was, in de spiegel, dat degene daar de echte en goed ik was en de ik hier een slap aftreksel, een lelijke afbeelding van mezelf.’

Al schrijvend aan haar monografie over Derrida’s spokologie en de Europese vluchtelingencrisis raakt de ik-persoon op drift, weg van haar man Johannes en haar dochter Doris. Er zijn gelijkenissen met hoe ze zich gedroeg tijdens en na haar zwangerschap toen ze over een oudere vrouw droomde. Ze ervaart een scheur tussen zichzelf en haar omgeving, die zich steeds meer uitbreidt; ‘Je kunt eroverheen kijken, maar loopt niet meer aan dezelfde kant.’ Terwijl ze steeds afweziger is voor haar gezin, is ze steeds zichtbaarder voor de lezer dankzij haar nauwgezette en schaamteloze beschrijvingen van haar gedachtes. De lezer ontmoet haar werkelijke ik via bespiegelingen, in de verstilling van het lezen, op het onbeweeglijke blad vol letters.

Het is een onweerstaanbare wereld, waarin het bedrieglijk goed toeven is. Zeker voor lezers die graag even uit de moeizame realiteit stappen. Eva Meijer tilt je op uit je chaotische leven en toont je waar je moet zijn: in ‘de stilte, het onbeweeglijke en het overanderlijke. Daar liggen aardlagen te wachten, daar woont de tijd, daar is het werkelijk.’ Maar evenzogoed bevat het verhaal wat waarschuwingen voor het leven van alledag, bijvoorbeeld voor het online leven, dat lijkt op een leven als geesten. En voor het alles altijd maar willen definiëren:

Het afbakenen van een begrip is jezelf uit een wereld snijden waar je tot dan toe automatisch mee samenviel. je kunt er beter niet aan beginnen, niet tornen aan wat vaststaat, want zodra je begint te morrelen blijkt dat alles op losse schroeven staat en dat is een moeizame basis voor je eigen bestaan.

Meelevend met een vrouw die haar eigenheid onderzoekt, ga je automatisch aandachtiger leven. Eva Meijers stijl is zowel lichtvoetig, als poëtisch en uiterst precies. Met een simpel en bewonderenswaardig gemak ontsluit ze tussen de regels door filosofische concepten (o.a. van Foucault en Derrida). Perfect in eenvoud, dat is ook weer dit werk van Eva Meijer.

Miriam Piters

Eva Meijer – Haar vertrouwde gedaante. Cossee. Amsterdam, 60 blz. € 15.