Rabarberlimonade snel opdrinken

De dichtbundel Parkplan van Wout Waanders won de Buddingh’-prijs, oftewel de prijs voor beste debuutbundel. Dat het een dichtbundel is kan je nauwelijks zien aan de kaft. Daar gaat het over attracties, deelkaarten, plattegronden, en toegegeven over gedichten. Bij het openen van de bundel zie je een plattegrond van een pretpark, ingedeeld in vier onderdelen: kinderattracties, familieattracties, voor sensatiezoekers en horeca & shops. Blijkbaar is de bundel zowel lineair te lezen als per onderdeel. Waarom die onderdelen licht- en donkergeel, en licht- en donkergroen zijn en niet vier verschillende kleuren heeft misschien ook een betekenis. Deze vorm is zo nadrukkelijk aanwezig dat je er als lezer wat mee lijkt te moeten, maar wat is niet helemaal duidelijk. Uit het juryrapport van de Budding’-prijs haal ik: ‘Ja, af en toe waren er teveel ruimteschepen en al die illustraties hadden echt niet gehoeven, maar wat een sterke verzen, en wat een bijzondere dwarsverbanden gaan die met elkaar aan.’ Dat geeft de vrijheid om het over de gedichten zelf te hebben.

Vrijwel elk gedicht is een verhaaltje met makkelijke woorden en grammaticaal correcte zinnen. Het is bijna proza (of ‘Zonder geforceerd poëtisch te zijn’ weer uit het juryrapport) en vaak het het gedicht de laatste zin die sterk geformuleerd is nodig om er echt een gedicht van te maken. Zo gaat het openingsgedicht Een ondergrondse over de ontdekking van een metro in de stad waar de ik-figuur woont. Natuurlijk zijn daar allerlei metaforen in te lezen, maar het vrij letterlijke verhaaltje is weinig poëtisch tot de slotzin: ‘alleen hoe ze naar me keek: alsof ze nog maar net bestond.’

In deze bundel gebeuren ook bijzonder vreemde dingen of wordt de ene zin iets beweerd en vervolgens omgekeerd. Natuurlijk is het grappig als een giraffe een fietspomp komt lenen of er aliens landen, maar waar gaat het dan over? Pas als de verwarring volledig toeslaat lijkt die functioneel te zijn, zoals in het slotgedicht:

Een belangrijk kunstwerk

Elizabeth had gezegd dat de paarden terug waren gekomen.
Ik ben gaan kijken op het veldje
maar daar stonden ze niet.

Ik liep terug, door het schemerdonker, dwars
over de rotonde met het belangrijkste kunstwerk, naar haar straat,
maar haar appartement was nergens meer te bekennen.

De paarden zeiden later: je hebt waarschijnlijk
gewoon niet goed opgelet, niets is zomaar opeens verdwenen,
niets komt zomaar ineens weer terug.

Hoe kunnen paarden praten als ze er niet zijn? Wat is het verband tussen opletten er verdwijnen? Misschien een detail: waarom staat er na regel 2 geen en na regel 5 wel een komma? Waanders lijkt de tekeningen en pratende dieren niet nodig te hebben. Hij kan ook een simpele, alledaagse gebeurtenis vangen in een mooi en origineel beeld:

Proefballonnetje

Ik had een date met een meisje
dat in haar profiel bij hobby’s
‘democratie’ had staan. ‘Dat is
toch geen hobby’ zei ik haar,
maar ze haalde haar schouders op.

Daarna stak ze haar hand in de lucht,
om een tweede tonic te bestellen,
dacht ik nog even, maar ze bleek me zojuist
met de kleinst mogelijke meerderheid
te hebben weggestemd.

Toch is het wel wat Waanders doet. Hij neemt risico met zijn plattegrond, attracties, hij valt op. Hij lijkt daar al zelf commentaar op te geven in het gedicht Rabarberlimonade. Een meisje springt in de rabarberlimonade van de ik-figuur en de ik-figuur redt het meisje door snel alle limonade op te drinken. Later hoort hij van iemand anders dat te snel rabarberlimonade drinken ziek kan maken, waarop het gedicht eindigt met:

Maar dat was iemand die altijd
dezelfde route naar huis toe rijdt
Alle vakantiedagen een ontbijtbuffet.
Tomatensoep. Nooit eens een leven redt.

Erik-Jan Hummel

Wout Waanders – Parkplan. De Harmonie. 70 blz. € 19,90.