Een reis langs poëzie, filosofie en wetenschap

In 2013 verscheen van Henk Ester de met de C. Buddingh’-prijs bekroonde dichtbundel Bijgeluiden. Maar daarmee was de cyclus ‘Bijgeluiden’ nog niet voltooid. Onlangs verscheen de vierde bundel, Wiskunde van lyriek, die de ‘Bijgeluiden’ LIV tot en met LXVII bevat. De titel van de bundel lijkt voor de minder exact opgeleide medemens niet eens een paradox, voor hem is het gewoon een regelrechte antithese. Of toch niet?

In zijn vorige bundel Het vermoeden van Witten (‘Bijgeluiden XXXIII t/m LIII’) had het natuurkundige verschijnsel ‘licht’ een belangrijke plaats. Het stond zowel voor ‘kennis’, geënt op het Vermoeden van Witten: ‘ik heb een lastig wiskundig probleem, de oplossing ken ik wel, maar ze moet mij nog te binnen schieten’, maar ook op het lezen van lyriek. In nogal wat gedichten schuren weten en woorden, kennis en taal, vermoeden en uitdrukking ruw langs elkaar heen. Zowel in de wetenschap als in de poëzie willen wij iets concreets uit de abstractie halen. In de nieuwe bundel verwoordt het gedicht ‘Even’ dat zo:

even onmiddellijk tien
tot de macht min vijfendertig

nu, bijna op de grens
neem ik de tijd

neem ik meer de maat
om door te gaan

alsof daar voor meer
is weggelegd

een doorgang voor de wind
een duinpad voor de meesten

Van getalsmatige abstractie, via een beredeneerd natuurkundig verschijnsel, naar wat voor de meeste mensen gewoon een bewandelbaar duinpad is. Zo werkt dat volgens bètawetenschapper en filosoof Ester. En als een (deze!) beperkte alfa goed leest, blijkt er nog heel wat in te zitten ook. Groot is de vreugde als de redenering ook andersom lijkt te werken, van concreet naar abstract dus. Zoals in het gedicht ‘On-’:

werkt

werken van niet

door tellen

ruimt de rok tot op de draad

een kruimel vermag te waren

draagt grenzen aan

doorleeft het volle leven

ziet

overweldigend vermogen

geen bereik

in onverschilligheid

een kruimel

vermag in rok te gaan

Waar de vele witregels zowel wetenschappelijke twijfel als onvermijdelijke desintegratie lijken te suggereren, ziet de poëzieadept eerder Luceberts gedicht ‘ik tracht op poëtische wijze’, teruggebracht naar een eerdere fase uit zijn ontstaansgeschiedenis. Het moment waarop de oplossing al wel bekend is, maar nog niet te binnen geschoten. Of in gewone-mensentaal: het moment waarop het gedicht in eerste aanleg al bestaat, maar nog wel talig vormgegeven moet worden.

Misschien is de keuze voor Lucebert op het eerste gezicht niet zo voor de hand liggend. Zijn gedichten, en zeker ook ‘ik tracht op poëtische wijze’, nopen de lezer toch al om voortdurend houvast te zoeken. Meer in ieder geval dan bijvoorbeeld een overgecomponeerd sonnet van Vestdijk of Gerhardt. Het zou aardig zijn om de fase voorafgaand aan de definitieve compositie van een van hun gedichten eens in beeld te zien, misschien wel culminerend in het uiteindelijk vormgegeven vers, zoals Achterberg dat bijvoorbeeld doet met het wonderlijke ‘Tweeheid’.

Vijftien bladzijden na het hierboven geciteerde ‘Even’ begint ‘Bijgeluiden LIX – Oneven’. Het eerste gedicht uit die afdeling spiegelt op een bijzondere manier het gedicht ‘Even’:

Rothko Chapel

van nature hoger
beton eigen
rondom
en leger
het centrum van de stad

op afstand
binnen
drommen mensen
dichter
voor gesloten deuren

het is de wind
razend
rond deze hoogte
die kleuren
met elkaar verbindt

De Rothko Chapel in Houston, Texas is half profane kapel en half kunstwerk met veertien grote zwarte (maar toch in kleur verschillende) schilderijen van Mark Rothko aan de wanden. Aan de buitenkant is het een grijs betonnen gebouw, maar vanbinnen is het beangstigend mooi. Het gedicht voert ons van buiten naar binnen, maar ook van een betrekkelijke concrete voorstelling naar een semi-abstracte analyse van de invloed van luchtstromen (‘de wind’) op de kleuren van de schilderijen. En, zou je kunnen aanvullen, ook de taal verbindt die kleuren, omdat dat buiten dit gedicht immers nooit gebeurd zou zijn.

Maar Ester zou de bèta niet zijn, die hij is, als hij de kracht van taal niet eerder in verband brengt met rituelen, met houvast en weinig dynamiek, dan met een exacte weergave van de werkelijkheid. Poëzie, zo leert het korte slotgedicht, leidt weliswaar de dans der woorden, maar dat is de kunst niet. Wij buigen deemoedig het hoofd.

Surplace

Woorden dansen in de ruimte van rituelen
zij zijn de plaatsen van verschil

Poëzie hoort het verschil in woorden
zij leidt, markeert de pas

De kunst is niet een dans te leiden
maar de volheid van surplace

Wiskunde van lyriek van Henk Ester neemt de lezer mee op een spannende excursie langs poëzie, filosofie en wetenschap. Het is een reis die je niet gemist wilt hebben.

Jan de Jong

Henk Ester – Wiskunde van lyriek. Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 80 blz. € 20,00.